ECLI:NL:RBDHA:2025:17898
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning regulier op basis van artikel 8 EVRM en artikel 1F Vluchtelingenverdrag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 3 september 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier door de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eisers, een echtpaar van Afghaanse afkomst, hebben sinds 1998 asiel aangevraagd in Nederland, maar hun aanvragen zijn afgewezen op grond van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, omdat er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan misdrijven. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van hun aanvraag niet in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat eisers, ondanks hun medische problemen, rechtmatig in Nederland verblijven op basis van uitstel van vertrek. De rechtbank concludeert dat de belangen van de Nederlandse overheid bij het handhaven van de openbare orde zwaarder wegen dan de belangen van eisers op privé- en gezinsleven. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de minister, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat eisers hun gezinsleven in Nederland kunnen voortzetten. De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan eisers.