Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 14 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 4 september 2022. De rechtbank heeft uitspraak gedaan buiten zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb. Eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend, maar verweerder heeft onderzocht of deze aanvraag niet in behandeling moest worden genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat een andere lidstaat van de Europese Unie verantwoordelijk kan zijn voor de behandeling van de asielaanvraag.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 9 mei 2023 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, na intrekking van een eerder besluit. De beslistermijn voor de asielaanvraag vangt aan op deze datum en is verlengd door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22. De rechtbank heeft geoordeeld dat de maximale beslistermijn van 21 maanden na indiening van de asielaanvraag niet mag worden overschreden, wat betekent dat de beslistermijn eerder eindigt op 4 juni 2024. Aangezien de ingebrekestelling heeft plaatsgevonden voordat de beslistermijn was verstreken, heeft de rechtbank het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 10 februari 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van S. Mohandes, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie.