In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 30 september 2025, gaat het om een beroep dat is ingediend door eiser, vertegenwoordigd door mr. H.A. Koning, tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft beroep aangetekend omdat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag, ingediend op 30 april 2023. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en vastgesteld dat de beslistermijn is verstreken. Eiser heeft de minister verzocht om binnen twee weken alsnog te beslissen, maar dit verzoek is niet ingewilligd, wat heeft geleid tot het indienen van het beroep.
De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard. De minister is verplicht om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening moet worden gehouden met het '8+8 wekenmodel'. Aangezien de bovengrens van 21 maanden is overschreden, heeft de rechtbank bepaald dat de minister binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit moet nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is hij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier O.T. Smit, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de bekendmaking van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.