ECLI:NL:RBDHA:2025:18150
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een vreemdeling en de toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 september 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die in beroep is gegaan tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 9 september 2025 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft aangevoerd dat er een lichter middel had moeten worden toegepast, omdat hij een vriendin in Nederland heeft. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gronden voor de bewaring, waaronder het ontbreken van identificerende documenten en eerdere pogingen tot uitzetting, voldoende zwaarwegend zijn om de maatregel te rechtvaardigen. Eiser heeft ook geklaagd over het gebrek aan voortvarendheid in de uitzettingsprocedure, maar de rechtbank concludeert dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.