In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag van 3 oktober 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat het bestuursorgaan in gebreke is gebleven om binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit te nemen. Eiser heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld en er zijn meer dan twee weken verstreken sinds deze ingebrekestelling. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank legt de minister een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Tevens wordt de minister opgedragen om binnen zestien weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvraag van eiser bekend te maken. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.