42.1.De rechtbank volgt Shell wel in haar betoog dat de locaties van de immissiepunten BBF 1 t/m 4 onvoldoende zijn gemotiveerd. De rechtbank volgt op dit punt het deskundigenverslag, waaruit volgt dat het allerminst zeker is dat metingen bij BBF 1 t/m 4 kunnen bijdragen aan beantwoording van de vraag welke geluidbronnen teveel geluid produceren. Hiervoor is mede relevant dat in het akoestisch rekenmodel van Peutz, op basis waarvan de immissiepunten BBF 1 t/m 4 zijn bepaald, meerdere bronnen zijn gecombineerd voor de berekening met geluidoverdracht en dat dit op korte afstanden tot andere uitkomsten kan leiden. Het deskundigenverslag plaatst bovendien vraagtekens bij de effectiviteit van de immissiepunten BBF 1 t/m 4 en concludeert dat deze slechts een beperkte waarde hebben, omdat diverse mogelijk overlast veroorzakende bronnen niet zullen worden gemeten. Gelet hierop, is onvoldoende duidelijk welk milieubelang gediend is met voorschriften 8.1.1 en 8.1.2 voor zover die voorschriften betrekking hebben op BBF 1 t/m 4. Het bestreden besluit zal daarom in zoverre worden vernietigd.
Verhogen grenswaarden in de dag- en avondperiode
43. Shell heeft de beroepsgrond dat de grenswaarden in voorschrift 8.1.2 in de dag- en avondperiode moeten worden verhoogd met het berekende geluidreducerend effect van een geluidscherm aan de oostzijde van de insteekhaven ter zitting ingetrokken. De rechtbank zal over deze beroepsgrond daarom geen oordeel geven.
44. Voorschrift 9.1.4 luidt als volgt:
“Indien het voor de gehele inrichting geldende maatregelniveau met het inwerking zijn van de biobrandstoffenfabriek niet wordt nageleefd moet in opdracht van vergunninghouder een plan van aanpak worden opgesteld en bij het bevoegd gezag ter goedkeuring worden ingediend. Uit dit plan van aanpak moet blijken of en zo ja, met welke middelen het geldende maatregelniveau alsnog gehaald wordt. Dit dient te zijn afgerond binnen 6 maanden nadat het rapport van de geurmetingen als voornoemd is ingediend. De maatregelen die in het plan van aanpak worden vermeld moeten nadat het bevoegd gezag heeft ingestemd worden uitgevoerd.”
45. Shell is het niet eens met dit voorschrift. Shell voert aan dat het college zich ten onrechte op het standpunt stelt dat maatregelniveau I voor de hele inrichting van Shell geldt en niet beperkt is tot de BBF. Volgens Shell is de verwachting dat de BBF kan voldoen aan maatregelniveau I en zou dit voorschrift daarom alleen moeten zien op het geurniveau van de BBF.
46. Shell en het college hebben ter zitting overeenstemming bereikt over dit voorschrift. Die overeenstemming houdt in dat de eerste zin van dit voorschrift als volgt komt te luiden: “Indien het aangevraagde geurniveau met het in werking zijn van de BBF niet wordt bereikt moet in opdracht van vergunninghouder een plan van aanpak worden opgesteld en bij het bevoegd gezag ter goedkeuring worden ingediend”. Daarbij geldt dat tussen Shell en het college niet in geschil is dat het aangevraagde geurniveau voor de BBF maatregelniveau I is.
47. De rechtbank ziet daarom aanleiding om voorschrift 9.1.4 te vernietigen en zelf in de zaak te voorzien, door te bepalen dat dit voorschrift als volgt komt te luiden:
“Indien het aangevraagde geurniveau met het in werking zijn van de BBF niet wordt bereikt moet in opdracht van vergunninghouder een plan van aanpak worden opgesteld en bij het bevoegd gezag ter goedkeuring worden ingediend. Uit dit plan van aanpak moet blijken of en zo ja, met welke middelen het geldende maatregelniveau alsnog gehaald wordt. Dit dient te zijn afgerond binnen 6 maanden nadat het rapport van de geurmetingen als voornoemd is ingediend. De maatregelen die in het plan van aanpak worden vermeld moeten nadat het bevoegd gezag heeft ingestemd worden uitgevoerd.”
48. Voorschrift 10.4.2 luidt als volgt:
“De pompen en/of compressoren waarmee stoffen of mengsels van stoffen worden verpompt, die een dampspanning bezitten hoger dan 1 kPa bij procesomstandigheden met een gemiddelde concentratie van 5 % of meer aan ZZS-stoffen (gewichtsbasis), moeten geheel gesloten zijn uitgevoerd of zijn voorzien van een dubbel mechanical seal met spervloeistof of een gelijkwaardige voorziening.In het geval één of meer niet als ZZS aangemerkte stoffen ZZS worden en het eerst vanaf dat moment noodzakelijk wordt om maatregelen te treffen aan pompen en/of compressoren, zoals bedoeld in de vorige volzin, dan treft vergunninghouder deze maatregelen binnen één jaar nadat de stof(fen) als ZZS worden aangemerkt. Indien deze termijn voor vergunninghouder niet haalbaar is, dient vergunninghouder bij het bevoegd gezag binnen drie maanden nadat de stof(fen) als ZZS worden aangemerkt een plan ter goedkeuring in waarin gemotiveerd wordt uiteengezet welke termijn voor hem wel haalbaar is. De maatregelen worden conform de door het bevoegd gezag goedgekeurde planning uitgevoerd.”
49. Shell voert aan dat de pompen in de BBF die onder dit voorschrift vallen voldoen aan de genoemde eisen, zodat het voorschrift in zoverre niet nodig is en vernietigd kan worden. De compressoren in de BBF die onder dit voorschrift vallen zijn voorzien van een asafdichting (shaft sealing) distance piece type D als bedoeld in API 618, wat volgens Shell moet worden aangemerkt als een gelijkwaardige voorziening.
50. In het deskundigenverslag wordt bevestigd dat voorschrift 10.4.2 ten aanzien van pompen overbodig is, omdat in de aanvraag van Shell is aangegeven dat pompen die vluchtige organische stoffen verpompen met een dampdruk van meer dan 1 kPA, zijn uitgerust met dubbele seals en in voorschrift 1.1.1 is vastgelegd dat de aanvraag deel uitmaakt van de vergunning en tevens dat de BBF alleen in werking mag zijn in overeenstemming met de aanvraag.
51. Shell en het college hebben ter zitting overeenstemming bereikt over dit voorschrift. Die overeenstemming houdt in dat de pompen in de BBF die onder dit voorschrift vallen voldoen aan de eisen van het voorschrift, zodat het voorschrift in zoverre overbodig is. Het college heeft verder bevestigd dat de asafdichting (shaft sealing) distance piece type D als bedoeld in API 618 kan worden aangemerkt als een gelijkwaardige voorziening als bedoeld in dit voorschrift.
52. De rechtbank ziet daarom aanleiding om het beroep in zoverre gegrond te verklaren en voorschrift 10.4.2 te vernietigen voor zover dit voorschrift ziet op pompen.