2.1.De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.In dit geval heeft Nederland bij Litouwen een verzoek om overname gedaan.Litouwen heeft dit verzoek aanvaard.
Mag de minister voor Litouwen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
4. Eiser betoogt dat de minister voor Litouwen niet uit kan gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Bij overdracht aan Litouwen zal eiser slecht worden behandeld door de Litouwse autoriteiten. Ter onderbouwing van dit betoog verwijst eiser naar pagina 19 van het rapport van Amnesty International Lithuania uit 2022. Uit dit rapport blijkt volgens eiser dat bijna alle asielzoekers die zich melden in Litouwen standaard worden gedetineerd voor de duur van een jaar. Ook volgt uit het rapport dat de autoriteiten van Litouwen de term ‘tijdelijke accommodatie’ gebruiken als het gaat om de facto detentie. Gedetineerde asielzoekers in Litouwen beschikken dan ook niet over waarborgen tegen willekeurige detentie. Verder volgt uit pagina’s 27 en 28 van het rapport dat sprake is van erbarmelijke omstandigheden in de Litouwse opvangvoorzieningen. Asielzoekers worden, ongeacht het seizoen, gehuisvest in tenten of containers. Daarnaast volgt uit pagina’s 48 en 49 dat in Litouwen structureel te weinig advocaten zijn om rechtsbijstand te verlenen aan indieners van een verzoek om internationale bescherming. Doordat er maar één advocatenkantoor is dat indieners van een asielverzoek bijstaat, is de kwaliteit van de rechtsbijstand laag, aldus eiser.
Eiser betoogt ook dat hij bij terugkeer naar Litouwen een reëel risico loopt op indirect refoulement; hij zal hoogstwaarschijnlijk worden teruggezonden naar Irak waar hij als Yezidi onmenselijk en vernederend zal worden behandeld. Dit is in strijd met artikel 3 van het EVRM. Ter onderbouwing verwijst eiser naar de brief van 7 september 2025 van mevrouw dr. [persoon A]: zij heeft onderzoek gedaan naar de Yezidi’s en verklaart over wat eiser als Yezidi te wachten staat bij terugkeer naar Irak.
5. In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat de minister er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet mogelijk is. Dit laat onverlet dat de minister uit eigen beweging ook rekening moet houden met relevante en objectieve informatie over Litouwen. Hij mag een vreemdeling niet overdragen als hij niet onkundig kan zijn van de omstandigheid dat er structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen zijn waardoor een vreemdeling een reëel risico zal lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het EU Handvest.
6. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich terecht op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat in Litouwen sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en in de opvangvoorzieningen. In de eerste plaats zijn de Opvangrichtlijn, de Kwalificatierichtlijn en de Procedurerichtlijn van toepassing in Litouwen. Voor zover eiser stelt dat Litouwen zich niet aan deze richtlijnen houdt is het aan hem om hierover te klagen bij de Litouwse autoriteiten. Niet is gebleken dat deze mogelijkheid voor eiser niet bestond of bestaat. De minister stelt zich verder terecht op het standpunt dat het aangehaalde rapport van Amnesty International 2022 niet tot een ander oordeel leidt. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 1 mei 2024, bevestigt de Afdeling dat de minister voor Litouwen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit mag gaan. De Afdeling heeft in die uitspraak informatie over pushbacks, toegang tot de asielprocedure, detentieomstandigheden, opvangvoorzieningen en de mogelijkheden voor toegang tot een effectief rechtsmiddel betrokken. Het rapport waar eiser zich op beroept is door de Afdeling ook in haar uitspraak betrokken, waarbij zij heeft geoordeeld dat de informatie uit het rapport geen concrete aanwijzingen biedt dat Litouwen verzoeken om internationale bescherming van Dublinclaimanten niet op zorgvuldige wijze onderzoekt en zich niet aan de Europese richtlijnen houdt.
Daarnaast heeft de minister er terecht op gewezen dat eiser gereguleerd zal worden overgedragen aan Litouwen. Eiser heeft ook niet eerder een asielaanvraag ingediend in Litouwen en heeft dus geen persoonlijke ervaring met de kwaliteit van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Ook hebben de Litouwse autoriteiten met het claimakkoord op het overnameverzoek gegarandeerd dat eiser als Dublinclaimant terugkeert en een eventueel door hem in te dienen asielverzoek in lijn met de Europese regelgeving in behandeling zal worden genomen.