ECLI:NL:RBDHA:2025:18560
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de voortduren van de maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2025, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 15 september 2025 en is eerder getoetst in eerdere uitspraken van 29 april 2025 en 15 juli 2025. De minister van Asiel en Migratie heeft op 19 september 2025 laten weten dat 75 dagen zijn verstreken zonder dat er beroep is ingesteld tegen het voortduren van de maatregel. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 27 september 2025 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.
De rechtbank overweegt dat indien de maatregel van bewaring in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond verklaard kan worden. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring tot het sluiten van het onderzoek op 11 juli 2025 rechtmatig was. Eiser stelt dat de minister onvoldoende voortvarend handelt in de uitzetting, maar de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende voortvarend handelt door maandelijks te rappelleren bij de Algerijnse autoriteiten en gesprekken met eiser te voeren. De rechtbank ziet geen bijzondere omstandigheden die een andere conclusie rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier, en is openbaar gemaakt op 2 oktober 2025.