ECLI:NL:RBDHA:2025:18609

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
NL24.23054 en NL23.39045
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verblijf aanvraag van een alleenstaande moeder met drie minderjarige kinderen in het kader van nareis uit Syrië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de aanvraag van een alleenstaande moeder (eiseres) met drie minderjarige kinderen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland. Eiseres, die in 2014 als 16-jarig meisje door de oorlog in Syrië van haar gezin werd gescheiden, heeft een relatie gehad met de vader van haar kinderen, die haar slecht heeft behandeld en uiteindelijk heeft verlaten. De rechtbank oordeelt dat de verweerder, de minister van Asiel en Migratie, onvoldoende heeft onderkend dat de omstandigheden waaronder eiseres haar kinderen heeft gekregen, niet kunnen worden aangemerkt als een bewuste en vrijwillige keuze om een zelfstandig gezin te vormen. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een bijzondere emotionele band tussen eiseres en haar ouders en broers en zussen, die niet voldoende is meegewogen door de verweerder. De beroepen van eiseres en haar kinderen zijn gegrond verklaard, en de rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren van eiseres en haar kinderen, met inachtneming van deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.23054 en NL23.39045

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiseres] , V-nummer: [V-nummer 1] , eiseres,

mede namens haar drie minderjarige kinderen:
[naam kind 1], V-nummer: [V-nummer 2] , kind 1,
[naam kind 2], V-nummer: [V-nummer 3] , kind 2,
[naam kind 3], V-nummer: [V-nummer 4] , kind 3,
hierna tezamen aangeduid als eisers
(gemachtigde: mr. S.R. Kwee),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Procesverloop

Zaak NL24.23054
Op 27 januari 2021 heeft [naam referent] (hierna ook: referent) ten behoeve van eiseres een aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis ingediend.
Bij besluit van 18 november 2022 (het primaire besluit 1) heeft verweerder deze mvv-aanvraag afgewezen.
Bij besluit van 27 mei 2024 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit 1 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit 1.
Zaak NL23.39045
Op 6 december 2021 heeft referent ten behoeve van de drie minderjarige kinderen van eiseres mvv-aanvragen met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij referent’ ingediend.
Bij besluit van 7 december 2022 (het primaire besluit 2) heeft verweerder deze mvv-aanvragen afgewezen.
Bij besluit van 20 november 2023 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder het namens de kinderen gemaakte bezwaar tegen het primaire besluit 2 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft namens haar kinderen beroep ingesteld tegen het bestreden besluit 2.
Beide zaken
De rechtbank heeft de beroepen op 22 augustus 2024 op zitting behandeld. Eiseres en haar kinderen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De vader (referent), de moeder, de broers en zussen van eiseres zijn ook ter zitting verschenen. Als tolk was
M. Fayez aanwezig. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Op 22 november 2024 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verweerder verzocht een standpunt in te nemen over de (eventuele) gevolgen van de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 20 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4631 en ECLI:NL:RVS:2024:4630, voor de onderhavige zaken.
Op 20 december 2024 heeft verweerder op voormelde Afdelingsuitspraken gereageerd.
Eiseres hebben op 9 januari 2025 op het standpunt van verweerder gereageerd.
Op 4 maart 2025 hebben eisers de rechtbank verzocht om een tweede zitting te houden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting hervat op 27 mei 2025. Eiseres en haar kinderen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De vader (referent), de moeder en een zus van eiseres zijn ook ter zitting verschenen. Als tolk was L. Murad aanwezig. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet op deze zitting verschenen.
Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Referent heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum 1] 1971. Hij is de vader van eiseres. Eiseres heeft ook de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum 2] 1998. Eiseres heeft drie minderjarige kinderen. Zij hebben ook de Syrische nationaliteit en zijn geboren [geboortedatum 3] 2016 (kind 1), [geboortedatum 4] 2018 (kind 2) en [geboortedatum 5] 2020 (kind 3).
1.2.
Eiseres woonde in Syrië samen met haar vader (referent), haar moeder ( [persoon A] ) en haar zeven jongere broers en zussen. In 2013 heeft referent Syrië verlaten en is hij naar Nederland gereisd, waar hij een asielaanvraag heeft ingediend. Op 14 november 2014 heeft verweerder aan referent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Op 27 november 2014 heeft referent voor zijn vrouw (de moeder van eiseres) en zijn acht kinderen, onder wie eiseres, mvv’s in het kader van nareis aangevraagd. Bij besluit van 2 april 2015 heeft verweerder de mvv-aanvraag voor eiseres afgewezen, omdat zij spoorloos was, waardoor er geen nader onderzoek mogelijk was. De mvv-aanvragen voor de moeder van eiseres en de zeven jongere broers en zussen van eiseres heeft verweerder bij afzonderlijk besluit van 2 april 2015 ingewilligd. Niet lang daarna zijn de moeder van eiseres en de broers en zussen van eiseres vertrokken uit Syrië en naar Nederland gereisd.
1.3.
Op 19 januari 2018 heeft referent voor eiseres (opnieuw) een mvv in het kader van nareis aangevraagd. Bij besluit van 23 januari 2018 heeft verweerder deze mvv-aanvraag afgewezen. Bij besluit van 10 februari 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Bij uitspraak van 21 december 2020, AWB 20/1823, heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 31 mei 2021 (202007158/1/V1) heeft de Afdeling deze uitspraak bevestigd.
1.4.
Op 27 januari 2021 heeft referent wederom voor eiseres een mvv in het kader van nareis aangevraagd. Op 6 december 2021 heeft referent ook mvv’s aangevraagd voor de drie minderjarige kinderen van eiseres. Over deze aanvragen gaan onderhavige zaken.
De bestreden besluiten
2.1.
Het bestreden besluit 1, waarbij verweerder het primaire besluit 1 heeft gehandhaafd, houdt – samengevat – het volgende in. Eiseres komt niet in aanmerking voor de gevraagde mvv in het kader van nareis. De feitelijk gezinsband tussen eiseres en referent is namelijk verbroken, zodat eiseres niet meer feitelijk tot het gezin van referent behoort. In de eerste plaats stelt verweerder hiertoe dat eiseres niet voldoet aan de vereisten van het jongvolwassenenbeleid (neergelegd in paragraaf B7/3.8.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc)), nu zij in Syrië drie kinderen heeft gekregen en daardoor een zelfstandig gezin heeft gevormd. In de tweede plaats stelt verweerder hiertoe dat niet is gebleken dat er tussen eiseres en referent een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestaat.
2.2.
Het bestreden besluit 2, waarbij verweerder het primaire besluit 2 heeft gehandhaafd, houdt – samengevat – het volgende in. De gestelde familierechtelijke relatie tussen referent en de tweede jongste kinderen van eiseres is niet aangetoond. Voor zover die familierechtelijke relatie wel wordt aangenomen, geldt dat er geen sprake is van beschermenswaardig familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) tussen referent en de drie kinderen van eiseres. Niet is namelijk gebleken dat er tussen hen hechte persoonlijke banden bestaan. Daarom komen de kinderen van eiseres niet in aanmerking voor de gevaagde mvv’s voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij referent’.
Beroepsgronden tegen bestreden besluit 1
3. Eiseres betoogt primair dat de feitelijke gezinsband met referent (en haar overige gezinsleden) nooit is verbroken en subsidiair, voor zover die gezinsband wel op enig moment verbroken zou zijn, dat de feitelijke gezinsband is hersteld. Hiertoe voert zij – samengevat – het volgende aan.
Verweerder heeft ten onrechte het standpunt ingenomen dat eiseres niet onder het jongvolwassenenbeleid valt. Weliswaar heeft eiseres drie kinderen, maar dat is gelet op de zeer bijzondere en specifieke omstandigheden van dit geval onvoldoende om te concluderen dat zij een zelfstandig gezin heeft gevormd. Eiseres heeft in dit verband gewezen op de uitspraken van de Afdeling van 29 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2146, en 4 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4012, waaruit volgt dat verweerder alle omstandigheden moet betrekken bij de beoordeling of een vreemdeling een zelfstandig gezin heeft gevormd. Dat heeft verweerder in dit geval niet althans onvoldoende gedaan, nu verweerder niet heeft onderkend dat het krijgen van de drie kinderen geen bewuste en vrijwillige keuze van eiseres is geweest maar het gevolg van noodlottige oorlogsomstandigheden en dwang/misbruik. Verweerder heeft voorts ten onrechte het standpunt ingenomen dat er tussen eiseres en referent (en de overige gezinsleden) geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestaat. Eiseres heeft gedurende een lange periode met referent en haar moeder en broers en zussen samengewoond en is altijd financieel afhankelijk geweest van referent. Verweerder heeft bij de beoordeling veel te weinig rekening gehouden met de emotionele afhankelijkheid tussen eiseres en referent en haar overige gezinsleden.
De beoordeling van het beroep tegen bestreden besluit 1
Nareiskader
4.1.
Op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend aan het meerderjarige kind van een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (de referent), indien dat meerderjarige kind zodanig afhankelijk is van de referent dat hij om die reden tot diens gezin behoort.
4.2.
Deze bepaling is nader uitgewerkt in de Vc. Uit paragraaf C2/4.1.2 van de Vc volgt dat verweerder een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vw verleent als het desbetreffende gezinslid feitelijk behoort tot het gezin van de referent. Uit paragraaf C2/4.1.2.1 van de Vc volgt dat verweerder aanneemt dat een meerderjarig biologisch kind feitelijk tot het gezin van de referent behoort als er sprake is van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Voor de invulling hiervan verwijst paragraaf C2/4.1.2.1 van de Vc naar paragraaf B7/3.8.1 van de Vc.
4.3.
In paragraaf B7/3.8.1 van de Vc, zoals geldend ten tijde van belang, staat:
“ De IND neemt familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM aan tussen meerderjarigen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than normal emotional ties).
De IND neemt familie- en gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen, zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, uitsluitend als het meerderjarige kind:
- jongvolwassen is;
- met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft;
- niet in zijn eigen onderhoud voorziet; en
- geen zelfstandig gezin heeft gevormd.”
Het jongvolwassenenbeleid
5.1.
In Werkinstructie 2023/2 (p. 16), waaraan verweerder in het bestreden besluit heeft getoetst, staat (onder meer) het volgende.
“ Wat is een zelfstandig gezin?
Dit betekent het aangaan van een relatie of huwelijk of het feitelijk verzorgen van een
(buitenechtelijk) kind.”
“ Er zijn contra-indicaties, hoe ga ik daarmee om?
Als je één of meer contra-indicaties hebt geconstateerd, beoordeel je individueel of de feitelijke gezinsband is verbroken. Bij deze beoordeling betrek je alle relevante
omstandigheden. Het draait om de vraag in hoeverre het meerderjarige kind er
vrijwilligvoor kiest zich onafhankelijker op te stellen van de referent.”
5.2.
In de uitspraak van 29 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2146, heeft de Afdeling overwogen dat verweerder bij de beoordeling van elk van de vier cumulatieve vereisten van het jongvolwassenenbeleid alle relevante feiten en omstandigheden betrekt en een op het individuele geval toegespitste beoordeling maakt. Verweerder moet deze beoordeling maken in het licht van het in paragraaf C2/4.1.2 van de Vc neergelegde vereiste dat een vreemdeling feitelijk tot het gezin van de referent behoort. In de uitspraak van 4 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4012, heeft de Afdeling voor specifiek het vereiste ‘geen zelfstandig gezin heeft gevormd’ nog eens benadrukt dat verweerder bij zijn beoordeling rekening moet houden met alle door de vreemdeling aangedragen omstandigheden en die in onderlinge samenhang moet beoordelen.
5.3.
Verweerder heeft in het bestreden besluit 1 gesteld dat eiseres niet valt onder het jongvolwassenbeleid, neergelegd in paragraaf B7/3.8.1. van de Vc, omdat eiseres niet voldoet aan het vereiste ‘geen zelfstandig gezin heeft gevormd’. Hiertoe is volgens verweerder redengevend dat eiseres na de onvrijwillige scheiding van haar ouders een relatie heeft gehad en drie kinderen heeft gekregen. Vooral dit laatste weegt volgens verweerder zwaar. In dit verband heeft verweerder gesteld dat eiseres er (in ieder geval bij haar twee jongste kinderen) bewust voor heeft gekozen een eigen gezin te stichten door kinderen te krijgen met de biologische vader van haar drie kinderen.
5.4.
De rechtbank beoordeelt hierna of verweerder zich niet ten onrechte en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet voldoet aan het vereiste ‘geen zelfstandig gezin heeft gevormd’. Daarbij gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden, die door eiseres en referent naar voren zijn gebracht en door verweerder niet zijn bestreden.
Eiseres woonde in Syrië, in de regio Daraa, samen met haar vader (referent), moeder en zeven jongere broers en zussen. Na het vertrek van haar vader (referent) uit Syrië woonde eiseres nog samen met haar moeder en broers en zussen. In december 2014 is eiseres van haar moeder en broertjes en zusjes gescheiden. Op die dag vond er een zwaar bombardement plaats in de regio Daraa. Eiseres was die dag, als enige van haar gezin, op school en is door militairen van het Vrije Syrische Leger meegenomen en in een vluchtelingenkamp geplaatst. Vanaf dat moment heeft eiseres lange tijd niets meer van haar gezin vernomen.
Referent heeft vanuit Nederland om nareis van zijn gezin verzocht. De mvv-aanvragen ten behoeve van de moeder en de zeven broers en zussen van eiseres zijn ingewilligd, maar de aanvraag ten behoeve van eiseres is afgewezen, omdat zij op dat moment spoorloos was. De moeder en broers en zussen van eiseres hebben vervolgens Syrië verlaten en zijn naar Nederland gereisd. Eiseres, met wie het gezin op dat moment nog steeds geen contact had, is alleen in Syrië, in het kamp, achtergebleven.
Eiseres was 16 jaar toen zij alleen in het kamp terecht kwam. In dat kamp is zij op enig moment in aanraking gekomen met een jonge militair van het Vrije Syrische Leger. Hij heeft haar een mooie toekomst beloofd. Eiseres werd verliefd op hem en hij heeft haar beloofd met haar te zullen trouwen. Eiseres is in het kamp zwanger van hem geworden. Zij was toen nog minderjarig (17 jaar). Nadat eiseres zwanger was geworden is die jongen (hierna ook: de vader) vertrokken. Toen eiseres zes maanden zwanger was, heeft zij het kamp weten te ontvluchten en is zij teruggekeerd naar haar woonplaats om haar moeder en broers en zussen te zoeken. Die waren op dat moment echter al uit Syrië vertrokken. Daar is zij via via uiteindelijk ook achter gekomen. Vervolgens is het haar (op enig moment in 2016) gelukt om telefonisch in contact te komen met haar ouders in Nederland.
In augustus 2016 is het eerste kind van eiseres geboren. Toen haar zoontje 1 jaar oud was, verscheen de vader plotseling. Hij heeft eiseres toen wederom beloofd dat hij met haar zou trouwen en ook dat hij het kind zou erkennen. Hij heeft toen 2/3 maanden bij eiseres verbleven en eiseres is opnieuw zwanger van hem geraakt. Van zijn beloftes kwam echter niets terecht en vlak nadat eiseres zwanger was geworden is hij wederom vertrokken.
In maart 2018 is het tweede kind van eiseres geboren. Ongeveer een jaar daarna verscheen de vader opnieuw. Hij heeft toen wederom beloofd dat hij met eiseres zou trouwen, dat hij de kinderen zou erkennen en dat hij echt niet meer weg zou gaan. Eiseres geloofde hem op dat moment niet meer, maar hij was haar enige hoop, waardoor zij genoodzaakt was hem te geloven en te hopen op verbetering. De vader heeft toen ongeveer zes maanden bij eiseres verbleven. De relatie was toen slecht; hij gebruikte drugs en sloeg eiseres vaak. In die periode is eiseres wel opnieuw zwanger geworden. Zij heeft bij de vader aangedrongen op abortus, maar die weigerde dat. Eiseres heeft vervolgens, tevergeefs, middelen geslikt om een miskraam te krijgen. Voordat het derde kind werd geboren (in januari 2020) is de vader opnieuw vertrokken. Sindsdien heeft eiseres niets meer van de vader vernomen en verblijft zij alleen met haar drie jonge kinderen in Syrië.
Met haar vader (referent), moeder en broertjes en zusjes in Nederland heeft eiseres, sinds het contactherstel in 2016, (nagenoeg) dagelijks telefonisch contact.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat eiseres in december 2014 op tragische wijze van de rest van het gezin is gescheiden. Verweerder erkent dit ook en heeft in het bestreden besluit 1 aangenomen dat er sprake is van een onvrijwillige scheiding. Direct na deze onvrijwillige scheiding is eiseres, als 16-jarig meisje, alleen en ver weg van haar gezin, waarmee zij tot dan toe altijd had samengewoond, in een vluchtelingenkamp terecht gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank verkeerde eiseres vanaf dat moment in een zeer kwetsbare positie. Van die zeer kwetsbare positie heeft die jongen (de latere vader van de kinderen) gebruik, of beter gezegd: misbruik, gemaakt. Met valse beloften heeft hij eiseres ingepalmd en misleid, en eiseres is daar ingetrapt, met een zwangerschap tot gevolg. Dit kan haar naar het oordeel van de rechtbank, gelet op haar minderjarigheid en haar zeer kwetsbare positie, echter niet worden aangerekend. Onder deze omstandigheden kan het aangaan van een relatie en het vervolgens zwanger raken en krijgen van haar eerste kind naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een bewuste en vrijwillige keuze van eiseres om een eigen gezin te stichten. Verweerder lijkt dit in het bestreden besluit 1 (p. 6, eerste alinea) ook enigszins te erkennen, maar helemaal duidelijk is dat niet. Voor zover verweerder stelt dat dit in het bestreden besluit 1 niet is erkend en dat daarin toch het standpunt is ingenomen dat het aangaan van de relatie en het krijgen van het eerste kind wél berust op een bewuste en vrijwillige keuze van eiseres om een gezin te stichten, geldt dat dit standpunt van verweerder, gelet op wat er hiervoor is overwogen, niet berust op een deugdelijke motivering.
5.6.
Uit het bestreden besluit 1 volgt wel duidelijk dat verweerder zich op het standpunt stelt dat het een bewuste keuze van eiseres is geweest om een tweede en derde kind met dezelfde man te krijgen. Naar het oordeel van de rechtbank berust echter ook dit standpunt van verweerder niet op een deugdelijke motivering, omdat verweerder bij dit standpunt niet alle in dit verband aangedragen omstandigheden (kenbaar) heeft betrokken en in samenhang heeft beoordeeld. Verweerder heeft namelijk niet onderkend, en daarom niet betrokken, dat de situatie die is ontstaan in het vluchtelingenkamp (lees: het zwanger raken van een man met wie zij niet is getrouwd) van invloed is geweest op het verdere verloop van eiseres’ leven in Syrië. Nadat haar eerste kind was geboren, was eiseres namelijk een alleenstaande, net meerderjarige vrouw met een kind. Dit maakte haar, gelet het feit dat het in Syrië niet wordt geaccepteerd dat een vrouw een kind heeft zonder getrouwd te zijn, kwetsbaar en ook in zekere zin afhankelijk van de vader van haar kind. Van die situatie heeft die man wederom misbruik gemaakt. Opnieuw heeft hij eiseres met valse beloften misleid, door haar voor te houden hij met haar zou trouwen, dat hij de kinderen zou erkennen, dat hij bij haar zou blijven en dat hij alles in orde zou maken. Eiseres heeft hierover tijdens het gehoor zelf – treffend – het volgende verklaard: “
Ik had helemaal niemand. Hij was mijn enige hoop. Wij zijn moslims en mensen in de islam kijken op je neer als je kinderen hebt zonder dat je getrouwd bent. In de islam mag dat niet. Steeds iedere keer was ik genoodzaakt om in hem te geloven en hopen dat hij gaat veranderen en dat ik niet word gediscrimineerd door de omgeving.” (p. 9) en “
Toen hij terug was gekomen kon ik niet zeggen dat ik verliefd was op hem, maar ik had geen andere keus. Omdat ik geen andere keus had kon ik hem alleen maar geloven met de beloftes die hij deed.” (p. 13). Gelet op dit samenstel van omstandigheden, bezien in het licht van de Syrische culturele context, kan de rechtbank verweerder, bij gebreke van een specifieke motivering ten aanzien van deze omstandigheden, niet volgen in zijn standpunt dat het voor een tweede en derde keer in zee gaan met de vader van haar kind(eren) en het vervolgens nog twee kinderen krijgen van die man, berust op een bewuste en vrijwillige keuze van eiseres om een gezin te stichten. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat eiseres heeft verklaard dat zij haar derde zwangerschap wilde laten afbreken, maar dat de vader van de kinderen dit heeft geweigerd.
5.7.
Kort samengevat volgt uit het voorgaande (1) dat de verhouding tussen eiseres en de vader van de kinderen wordt gekenmerkt door valse beloften, misleiding en misbruik van eiseres’ kwetsbare/afhankelijke positie, waarvan eiseres (mede door de Syrisch cultuur) steeds slachtoffer is geworden, (2) dat verweerder dit niet (voldoende) heeft onderkend en (3) dat verweerder daarom ondeugdelijk gemotiveerd dat er sprake is geweest van een bewuste en vrijwillige keuze van eiseres om een gezin (met drie kinderen) te stichten. Gelet hierop komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder in het bestreden besluit 1 ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat de omstandigheid dat eiseres in Syrië drie kinderen van dezelfde man heeft gekregen, betekent dat eiseres ‘een zelfstandig gezin heeft gevormd’ als bedoeld in paragraaf B7/3.8.1 van de Vc, De rechtbank benadrukt in dit verband dat de term ‘vormen van een gezin’ impliceert dat er sprake moet zijn geweest van een (voldoende) bewuste en vrijwillige keuze om een relatie aan te gaan en/of een kind te krijgen, en dat situaties waarin een relatie wordt aangegaan of een kind wordt gekregen als gevolg van misbruik, dwang en/of misleiding niet zonder meer kunnen worden geschaard onder de noemer ‘het vormen van een gezin’.
5.8.
Nu verweerder in het bestreden besluit 1 dus ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat eiseres niet voldoet aan het vereiste ‘geen zelfstandig gezin heeft gevormd’ en verder geen andere tegenwerpingen in het kader van het jongvolwassenbeleid heeft gedaan, ligt in het verlengde hiervan dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat eiseres niet onder het jongvolwassenenbeleid valt. De hiertoe aangevoerde beroepsgrond slaagt in zoverre.
Meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat de Afdeling in haar rechtspraak – en de rechtbank volgt dat in deze uitspraak – niet (langer) spreekt van ‘een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie’, maar van ‘bijkomende elementen van afhankelijkheid’.
6.2.
De Afdeling heeft in de uitspraak van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188, overwogen dat tussen meerderjarigen buiten het kerngezin sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM als er tussen hen ‘bijkomende elementen van afhankelijkheid’ bestaan die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. Het gaat er daarbij vooral om of sprake is van een op basis van objectieve of objectiveerbare feiten en omstandigheden vast te stellen afhankelijkheid tussen de betrokken volwassen familieleden, die uitstijgt boven het gebruikelijke. Het is aan de betrokken vreemdeling om te stellen, en zoveel mogelijk te onderbouwen, uit welke feiten en omstandigheden de ‘bijkomende elementen van afhankelijkheid’ zouden kunnen blijken. Verweerder moet bij de beoordeling van de vraag of sprake is van ‘bijkomende elementen van afhankelijkheid’ alle individuele omstandigheden van het geval betrekken. Naast de vraag of een vreemdeling vanwege diens medische toestand afhankelijk is van een referent, moeten ook elementen zoals de financiële en materiële afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen, de banden met het land van herkomst, de mate van emotionele afhankelijkheid en de vraag of betrokkenen eerder hebben samengewoond, voor zover deze elementen zijn aangevoerd, in de beoordeling een rol spelen. Deze beoordeling is van feitelijke aard, aldus de Afdeling in voormelde uitspraak.
6.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres, referent en de overige gezinsleden, tot aan het aan moment dat (eerst) referent en (later) de rest van het gezin naar Nederland zijn gevlucht, altijd hebben samengewoond. Tot aan het moment dat referent naar Nederland vertrok, was eiseres, evenals de rest van het gezin, ook financieel afhankelijk van referent. Hij was, als vader van het gezin, namelijk de kostwinner, zoals gebruikelijk is in Syrië. Ook nu nog, vanuit Nederland, ondersteunt referent eiseres financieel. Maandelijks spaart hij € 100,- voor haar en eens per 4/5 maanden laat hij dit door iemand die naar Syrië reist bij eiseres brengen. Eiseres heeft verder geen eigen inkomsten, wat betekent dat zij ook nu nog volledig financieel afhankelijk is van referent.
6.4.
Eiseres heeft verder aangevoerd dat de ‘bijkomende elementen van afhankelijkheid’ in haar geval voor een belangrijk deel zijn gelegen in de emotionele afhankelijkheid en binding tussen haar en haar gezinsleden. Zoals uit de hiervoor aangehaalde Afdelingsuitspraak volgt, is de mate van emotionele afhankelijkheid één van de elementen die bij de beoordeling of er sprake is van ‘bijkomende elementen van afhankelijkheid’ moet worden betrokken. Verweerder heeft de gestelde emotionele afhankelijkheid/banden weliswaar bij zijn beoordeling betrokken, maar heeft daarbij niet (kenbaar) alle van belang zijnde feiten en omstandigheden betrokken en in samenhang met elkaar beoordeeld. Dit, terwijl uit alle feiten en omstandigheden tezamen bezien het beeld naar voren komt dat er in dit geval een bijzondere emotionele binding bestaat tussen eiseres enerzijds en referent, haar moeder en haar broers en zussen anderzijds. Dit laatste legt de rechtbank hierna uit.
6.5.
Zoals hiervoor al is overwogen heeft eiseres tot eind 2014 altijd met haar gezin in Syrië samengewoond en -geleefd. Een dergelijke langdurige samenwoning doet op zichzelf reeds een sterke emotionele binding in het gezin ontstaan. Verder geldt dat het gezin als gevolg van de oorlog in Syrië tezamen moeilijke momenten heeft moeten doorstaan, waaronder een gedwongen verhuizing naar een andere plaats in Syrië om veiligheidsredenen. Door het tezamen meemaken van dit soort heftige gebeurtenissen is de al sterke emotionele binding in het gezin nog sterker geworden. In het geval van eiseres komt hier nog bij dat zij eind 2014, als 16-jarig meisje, zeer onverwacht en abrupt als gevolg van de oorlogssituatie onvrijwillig gescheiden is geraakt van haar moeder en broers en zussen, en in een vluchtelingenkamp terecht is gekomen. Eiseres was er op dat moment nog helemaal niet klaar voor om haar gezin te verlaten. Er kan geen twijfel over bestaan dat eiseres haar gezin vanaf dat moment heel erg heeft gemist en dat het gezin ook eiseres heel erg heeft gemist, waarbij ook meespeelt dat er lange tijd onzekerheid heeft bestaan over het lot van eiseres. In 2016 heeft eiseres, zij was toen zes maanden zwanger, het vluchtelingenkamp weten te verlaten en is zij op zoek gegaan naar haar moeder en broers en zussen. Zij is er toen achter gekomen dat haar gezin niet meer in Syrië verbleef, maar in Nederland. Deze ontdekking moet voor eiseres verschrikkelijk zijn geweest. Tegelijkertijd moet het voor het gezin in Nederland afschuwelijk zijn geweest toen zij erachter kwamen dat eiseres alleen (en ook nog zwanger) in Syrië was achtergebleven. Deze situatie wordt nog schrijnender door de wetenschap dat eiseres samen met haar andere gezinsleden had kunnen nareizen naar Nederland als zij niet in december 2014 naar school zou zijn gegaan en vervolgens van haar gezinsleden gescheiden zou zijn geraakt. Gelet op deze omstandigheden is er sinds 2016 sprake van een groot wederzijds verdriet, dat tot op heden niet over is en de gezinsleden nog dagelijks bezighoudt. Tijdens het gehoor in de bezwaarprocedure hebben de vader, de moeder en een broer van eiseres in dit verband het volgende verklaard: “
Het belangrijkste is de rust die wij zullen krijgen, dan verdwijnt de pijn in ons hart, als zij hier bij ons is. Soms denk ik: ik kan het niet langer volhouden, ik ga terug en ik blijf bij mijn dochter.” (vader; p. 8), en “
6 jaar lang lijden wij hieronder. […] Ik ben continu aan het piekeren over mijn dochter en mij zorgen aan het maken” (moeder; p. 9) en “
Zij is de enige persoon in onze gedachten. Ik ben hard bezig met mijn toekomst, maar de enige belemmering is het steeds denken aan mijn zus en haar kinderen. […] Elke keer als wij iets leuks doen met mijn broers en zussen, dan brengt iemand haar weer in onze gedachten. Zij lijdt pijn en moeite. Ze heeft het zo moeilijk” (broer; p. 9). Door dit nog immer voortdurende verdriet van het hele gezin, moeten de emotionele banden tussen eiseres en de rest van het gezin naar het oordeel van de rechtbank worden geacht nog sterker te zijn geworden. Verder hebben de ouders van eiseres verklaard dat er sinds het contactherstel in 2016 intensief telefonisch/digitaal contact plaatsvindt tussen het gezin in Nederland en eiseres in Syrië. Zij hebben hierover verklaard dat zij meerdere malen per dag bellen en dat er, als de verbinding goed is, de hele dag verbinding is en videogesprekken met eiseres worden gevoerd (p. 5).
6.6.
Vorenstaande omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, maken naar het oordeel van de rechtbank dat er tussen eiseres enerzijds en haar vader, moeder en broers en zussen anderzijds een bijzondere, meer dan gebruikelijke emotionele band bestaat. Dit heeft verweerder in het bestreden besluit 1, in het kader van zijn beoordeling van de mate van emotionele afhankelijkheid niet onderkend en daardoor niet kenbaar meegewogen.
6.7.
Uit het vorenstaande volgt dat verweerder niet alle van belang zijnde feiten en omstandigheden heeft betrokken bij zijn beoordeling of er sprake is van ‘bijkomende elementen van afhankelijkheid’. Het gevolg daarvan is dat verweerder zich ondeugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van ‘bijkomende elementen van afhankelijkheid’. De hiertoe aangevoerde beroepsgrond slaagt in zoverre.
Tussenconclusie
7.1.
Nu verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiseres niet onder het jongvolwassenbeleid valt en ook niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van ‘bijkomende elementen van afhankelijkheid’, berust het in het bestreden besluit 1 door verweerder ingenomen standpunt dat de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent is verbroken en dat eiseres dus niet meer feitelijk tot het gezin van referent behoort evenmin op een deugdelijke motivering. Het bestreden besluit 1 kan daarom niet in stand blijven.
7.2.
Voor zover verweerder meent dat met de uitspraak van de rechtbank van 21 december 2021 en de daaropvolgende bevestiging van die uitspraak door de Afdeling (zie overweging 1.3.) al in rechte vast is komen te staan dat de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent verbroken is en dat de rechtbank daarom in deze uitspraak niet andersluidend over de feitelijke gezinsband kan oordelen, overweegt de rechtbank dat zij deze mening van verweerder niet deelt. De rechtbank wijst in dit verband op vaste rechtspraak van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 11 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4182, en van de Centrale Raad van Beroep, bijvoorbeeld de uitspraak van 8 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3229, waarin is overwogen dat de formele rechtskracht van een besluit uitsluitend op de met dat besluit tot stand gebrachte rechtsgevolgen ziet en niet op de daaraan ten grondslag gelegde oordelen van feitelijke en juridische aard. Het standpunt van verweerder dat de feitelijke gezinsband is verbroken, betreft een oordeel van juridische aard en heeft daarom geen formele rechtskracht gekregen.
De beoordeling van het beroep tegen bestreden besluit 2
8. De zaak van de kinderen van eiseres is onlosmakelijk verbonden met de zaak van eiseres. Nu het bestreden besluit 1, dat op eiseres ziet, om de hiervoor vermelde redenen niet in stand kan blijven, kan daarom ook het bestreden besluit 2, dat op de kinderen van eiseres ziet, niet in stand blijven.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepen van eiseres en haar kinderen zijn gezien het voorgaande gegrond. De rechtbank zal de bestreden besluiten vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
10. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten, omdat de hiervoor geconstateerde gebreken niet in de beroepsfase door verweerder zijn hersteld. De rechtbank zal ook niet zelf in de zaak voorzien, omdat het in beginsel aan verweerder is en blijft om te beoordelen of eiseres en haar kinderen aan de voorwaarden voor nareis en verblijf op grond van artikel 8 van het EVRM voldoen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding voor het toepassen van een bestuurlijke lus, omdat gelet op de aard van de gebreken, de wijze waarop die moeten worden hersteld en de aard en vorm van een eventuele vervolgprocedure bij nieuwe ongunstige besluiten voor eiseres en haar kinderen, niet valt in te zien dat zij op die manier eerder uitsluitsel krijgen in hun zaken dan als verweerder de opdracht wordt gegeven nieuwe besluiten op de bezwaren te nemen binnen een niet al te lange termijn. De rechtbank zal verweerder dan ook opdragen, met inachtneming van deze uitspraak, nieuwe besluiten op de bezwaren te nemen. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van zes weken. De rechtbank is zich ervan bewust dat dit een relatief korte termijn is, maar een langere termijn acht de rechtbank niet passend gelet op de omstandigheid dat de nareisprocedure in zijn totaliteit bezien al heel lang loopt en de situatie van eiseres schrijnend is, zoals verweerder ook heeft erkend. Volledigheidshalve merkt de rechtbank nog op dat verweerder bij de nieuw te nemen besluiten de actuele stand van zaken dient te betrekken, waaronder de huidige medische situatie van eiseres (die na de sluiting van het onderzoek onder de aandacht van de rechtbank is gebracht).
11. Omdat de beroepen gegrond zijn, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres en haar kinderen in verband met hun beroepen hebben gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.628,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift in de zaak van eiseres, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift in de zaak van de kinderen, 1 punt voor het verschijnen op de zitting van 22 augustus 2024, 0,5 punt voor de schriftelijke reactie na de heropening van het onderzoek en 0,5 punt voor het verschijnen op de zitting van 27 mei 2025, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1). Verweerder hoeft geen griffierecht te vergoeden, omdat eiseres en de kinderen van het betalen daarvan zijn vrijgesteld.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres en de kinderen tot een bedrag van € 3.628,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.