ECLI:NL:RBDHA:2025:18686

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.48605
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting van Algerijnse nationaliteit

Op 10 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortduren van de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De eiser had beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring die op 16 juli 2025 door de Minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zicht op uitzetting naar Algerije bestaat, ondanks dat de Algerijnse autoriteiten een afspraak voor de presentatie van de eiser hebben geannuleerd. De rechtbank heeft eerder al geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot 12 augustus 2025 en dat er sindsdien voldoende zicht op uitzetting is. De eiser heeft niet actief meegewerkt aan zijn uitzetting en heeft geen pogingen ondernomen om zijn nationaliteit aan te tonen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.48605

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

v-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. J.J. Eizenga),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 juli 2025 heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 10 oktober 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 1984.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 12 augustus 2025. [2] Uit voormelde uitspraak volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 12 augustus 2025, rechtmatig was. Daarom ziet de beoordeling nu op het voortduren van de maatregel van bewaring sinds 12 augustus 2025.
4. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijk termijn is, nu de autoriteiten van Algerije de afspraak voor zijn presentatie hebben geannuleerd. Eiser zit al geruime tijd in bewaring en wil naar Spanje.
5. De rechtbank overweegt allereerst dat er in zijn algemeenheid zicht op uitzetting naar Algerije bestaat. [3] Eerder heeft de rechtbank al vastgesteld dat dat voor eiser persoonlijk niet anders is. Voorts stelt de rechtbank vast dat verweerder op 15 augustus 2025, 20 augustus 2025, 4 september 2025, 16 september 2025, 17 september 2025 en 25 september 2025 uitzettingshandelingen heeft verricht door rappels te sturen naar de Algerijnse autoriteiten in verband met de lp [4] -aanvraag en met eiser vertrekgesprekken te voeren. In hetgeen eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijk termijn. De omstandigheid dat de Algerijnse autoriteiten de afspraak voor zijn presentatie hebben geannuleerd, is daarvoor onvoldoende. Er zal een nieuwe afspraak worden ingepland. Daarbij geldt tevens dat de Algerijnse autoriteiten niet te kennen hebben gegeven dat zij in het geval van eiser geen lp zullen afgeven.
6. Ook is niet gebleken dat eiser enige poging heeft ondernomen om zijn nationaliteit aan te tonen, terwijl het aan hem is om actief en volledig mee te werken aan zijn uitzetting. Tijdens het vertrekgesprek op 20 augustus 2025 heeft eiser verklaard geen contact te hebben opgenomen met de Algerijnse vertegenwoordiging, omdat hij geen contact wil. Verder heeft eiser verklaard niet naar de ambassade te willen en ook niet van plan te zijn om naar de ambassade te gaan. Tijdens het vertrekgesprek op 17 september 2025 heeft eiser vervolgens aan de regievoerder van Dienst Terugkeer en Vertrek gevraagd waarom hij contact op zou nemen met de Algerijnse vertegenwoordiging, nu hij niet terug wil keren naar Algerije. Daarmee heeft eiser geen duidelijke stappen gezet om zijn vertrek daadwerkelijk mogelijk te maken.
7. De rechtbank is ambtshalve bekend met het feit dat ook in de periode na maart 2024 regelmatig lp’s zijn afgegeven door de Algerijnse autoriteiten, ook aan ongedocumenteerden. De rechtbank is dan ook niet gebleken dat het lp-traject op niets zal uitlopen. Gelet op het voorgaande is er voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijk termijn.
8. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 10 oktober 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 27 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:722.
4.Laissez-passer.