ECLI:NL:RBDHA:2025:18945

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.47556
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van Algerijnse vreemdeling en voortduren van de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2025 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De vreemdeling, die in detentie zat, had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 1 augustus 2025 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 oktober 2025, waarbij de vreemdeling werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De minister was vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

De rechtbank overweegt dat de minister voldoende voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure van de vreemdeling. Er zijn cijfers overgelegd die aantonen dat er zicht is op uitzetting, ondanks dat een geplande presentatie door de Algerijnse autoriteiten was geannuleerd. De rechtbank concludeert dat de minister zich heeft ingespannen om de situatie van de vreemdeling te verhelderen, maar dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat de uitzetting niet mogelijk is. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 20 augustus 2025. De rechtbank heeft geen redenen gevonden om de maatregel van bewaring op te heffen of te wijzigen, en heeft het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.47556

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. P. Zijlstra).

Procesverloop

1. De minister heeft op 1 augustus 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
1.1.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
1.2.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2025, met behulp van telehoren, op zitting behandeld. Eiser is verschenen op het detentiecentrum in Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook is een tolk verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

2. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 26 augustus 2025 [2] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 20 augustus 2025.
Beroepsgronden van eiser
4. Eiser betoogt het volgende. De op 11 september 2025 geplande presentatie is geannuleerd door de Algerijnse autoriteiten. Kennelijk zag de annulering specifiek op eiser en willen de Algerijnse autoriteiten hem niet ontmoeten. Waarom is echter onduidelijk. Het kan de minister niet worden verweten dat voornoemde autoriteiten een presentatie annuleren, maar het komt wel voor rekening en risico van de minister. Het ligt op de weg van de minister om te achterhalen waarom de geplande presentatie geen doorgang heeft gevonden. Ook mag van de minister worden verwacht dat getracht wordt om zo spoedig mogelijk een nieuwe presentatie te organiseren. Niet is gebleken dat de minister zich heeft ingespannen om de achtergrond van de annulering te achterhalen. Blijkens de voortgangsrapportage zal de DIA [3] nog in gesprek gaan met de Algerijnse ambassade, maar staat niet vermeld of dat gesprek al heeft plaatsgevonden en met welk resultaat. Ook blijkt niet of, en zo ja, hoe de minister zich heeft ingespannen een nieuwe presentatie te presenteren. In de voortgangsrapportage staat vermeld “
nog te plannen”, maar dat is, drie weken na de annulering, te weinig. De voortgangsrapportage is niet volledig. Zonder presentatie valt er geen lp [4] te verwachten. Nu de presentatie geen doorgang heeft gevonden, is er op dit moment geen zicht op uitzetting meer. Eiser werkt volledig mee en heeft informatie over zijn familie verstrekt. Ook heeft eiser, met tussenkomst van de regievoerder van de DT&V [5] , een brief geschreven aan de Algerijnse autoriteiten. Daarover wordt in de voortgangsrapportage niets vermeld. Verder staat in de voortgangsrapportage vermeld dat er op 29 september 2025 een vertrekgesprek heeft plaatsgevonden. Een verslag daarvan ontbreekt echter in het dossier. Eiser betwijfelt of het rappel van 16 september 2025 op dossierniveau heeft plaatsgevonden en verzoekt dit rappel aan het dossier toe te voegen.
Oordeel van de rechtbank
5. Ten aanzien van de geannuleerde presentatie oordeelt de rechtbank als volgt. De minister heeft ter zitting toegelicht dat er sinds een aantal maanden een nieuwe Algerijnse consul werkzaam is. Deze consul heeft aangegeven dat alle ongedocumenteerde vreemdelingen niet langer zullen worden gepresenteerd. Dit betekent dan ook dat voor eiser geen nieuwe presentatie zal plaatsvinden. In aanvulling hierop heeft de minister aangegeven dat deze nieuwe werkwijze niet betekent dat er geen lp’s meer zullen worden afgegeven. De lp-aanvragen voor ongedocumenteerde vreemdelingen worden door de Algerijnse autoriteiten nog steeds in onderzoek genomen, maar de afgifte van lp’s zal voortaan alleen nog plaatsvinden op basis van onderzoek in het Algerijnse registratiesysteem, waarin personalia en vingerafdrukken zijn opgenomen van Algerijnen vanaf 16 jaar. De rechtbank oordeelt dat blijkens de ter zitting gegeven toelichting in ieder geval kan worden vastgesteld dat de door de Algerijnse autoriteiten geannuleerde presentatie niet specifiek op eiser betrekking had.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank werkt de minister voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser. Uit de voortgangsrapportage en wat op de zitting is besproken blijkt dat er, sinds het sluiten van het onderzoek in de vorige procedure, op 4 september 2025, 16 september 2025 en 25 september 2025 schriftelijk is gerappelleerd bij de Algerijnse autoriteiten. Ter zitting heeft de minister toegelicht dat op 16 september 2025 op dossierniveau is gerappelleerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen en ziet dan ook geen reden om de minister op te dragen het individuele rappel te uploaden in het dossier. Ook heeft de minister toegelicht dat de Algerijnse autoriteiten niet altijd reageren op een dergelijke rappel, maar dat dit niet betekent dat de lp-aanvraag niet langer in onderzoek is.
6. Ook is de rechtbank van oordeel dat zicht op uitzetting naar Algerije in het algemeen niet ontbreekt. [6] Daarbij acht de rechtbank van belang dat de minister ter zitting cijfers heeft overgelegd. Deze cijfers zien op de periode tot en met eind september 2025. Uit de cijfers blijkt dat er 325 lp-aanvragen zijn ingediend (78 voor gedocumenteerden en 247 voor ongedocumenteerden), er in totaal 178 presentaties zijn gepland (130 voor gedocumenteerden en 40 voor ongedocumenteerden) en dat 53 vreemdelingen ook daadwerkelijk zijn gepresenteerd (37 gedocumenteerden en 16 ongedocumenteerden). Ook hebben de Algerijnse autoriteiten 60 nationaliteitsverklaringen afgegeven (51 voor gedocumenteerden en 9 voor ongedocumenteerden), zijn er 58 lp’s verkregen (30 voor gedocumenteerden en 28 voor ongedocumenteerden) en zijn er 49 gedwongen uitzettingen geweest. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er dus concrete aanwijzingen dat door de Algerijnse autoriteiten lp’s worden verstrekt en dat er ook gedwongen uitzettingen plaatsvinden. In aanvulling op deze cijfers verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 5. Dit alles tezamen maakt dat zicht op uitzetting is gegeven. De rechtbank ziet ook ten aanzien van eiser persoonlijk geen aanleiding om aan te nemen dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Niet is gebleken dat de Algerijnse autoriteiten hebben aangegeven geen lp voor eiser te zullen verstrekken.
7. De rechtbank heeft in de hiervoor onder 3. genoemde uitspraak geoordeeld dat het toepassen van een lichter middel niet volstaat om de uitzetting van eiser te verzekeren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser in onderhavige procedure geen omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te oordelen dat een lichter middel nu wel zou kunnen volstaan of dat de voortzetting van de vreemdelingenbewaring niet langer gerechtvaardigd zou zijn. De omstandigheid dat eiser informatie over zijn familie heeft gegeven en een brief heeft geschreven aan de Algerijnse autoriteiten, maakt niet dat de minister op dat moment had moeten overgaan tot het opleggen van een lichter. Eiser heeft immers een meewerkplicht.

Conclusie

8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
3.Directie Internationale Aangelegenheden.
4.Laissez-passer.
5.Dienst Terugkeer en Vertrek.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1892 en van 27 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:722.