ECLI:NL:RBDHA:2025:18959
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging
Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij zijn broer, die in Nederland verblijft op basis van een verblijfsvergunning asiel. Eiser is het niet eens met de afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 2 september 2025 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag in stand kan blijven. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 22 september 2022, maar de minister heeft deze op 1 februari 2024 afgewezen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld, waaronder de claim dat hij onder het jongvolwassenenbeleid valt en dat er sprake is van hechte persoonlijke banden met zijn familie. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM en dat de minister voldoende gemotiveerd heeft dat er geen bijzondere afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen eiser en zijn ouders. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de mvv-aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.