ECLI:NL:RBDHA:2025:19018

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
NL24.33469
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging voor voorlopig verblijf op grond van artikel 8 EVRM

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar zoon op basis van artikel 8 van het EVRM. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen, omdat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt. De rechtbank heeft de afwijzing beoordeeld en geconcludeerd dat de minister niet onterecht heeft geoordeeld dat de belangen van de Nederlandse staat zwaarder wegen dan die van eiseres en haar familie. Eiseres, die de Jemenitische nationaliteit heeft, is 59 jaar oud en verblijft momenteel in Egypte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen hechte persoonlijke banden bestaan tussen eiseres en haar kleinkinderen, en dat de minister terecht heeft geoordeeld dat er geen objectieve belemmeringen zijn om het gezinsleven in Jemen uit te oefenen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing van de aanvraag in stand gehouden. Eiseres krijgt wel een vergoeding van de proceskosten voor het indienen van een beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.33469

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R. M. Koning).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar zoon (referent) op grond van artikel 8 van het EVRM. De minister heeft deze aanvraag afgewezen omdat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt. De belangen van de Nederlandse staat wegen zwaarder dan het persoonlijk belang van eiseres, haar zoon en haar kleinkinderen. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister de belangenafweging niet ten onrechte in het nadeel van eiseres uit laat vallen. Ook stelt de minister zich terecht op het standpunt dat geen hechte persoonlijke banden bestaan tussen eiseres en haar kleinkinderen. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. De minister heeft de aanvraag van eiseres om een mvv met het besluit van 22 december 2022 afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en de minister op 6 augustus 2024 in gebreke gesteld, omdat nog niet was beslist op dit bezwaar. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Met het bestreden besluit van 15 november 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar heeft van rechtswege ook betrekking op het alsnog genomen besluit. [1]
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [persoon A] als referent, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ontvankelijk?
3. De minister heeft een inhoudelijk besluit op de aanvraag van eiseres genomen. De rechtbank is niet gebleken dat eiseres nog een belang heeft bij een beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen. Het beroep is daarom, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk.
Toetsingskader
4. Uit vaste rechtspraak volgt dat bij aanvragen op grond van artikel 8 van het EVRM een ‘fair balance’ moet worden gevonden tussen het belang van de vreemdeling en diens familie enerzijds, en het algemeen belang van de Nederlandse samenleving dat is gediend bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid anderzijds. De minister moet een belangenafweging maken en moet bij die afweging alle relevante feiten en omstandigheden betrekken. [2] De rechtbank toetst in een beroepsprocedure zoals deze vervolgens vol of de minister alle feiten en omstandigheden bij de belangenafweging heeft betrokken. De uitkomst van de door de minister gemaakte belangenafweging toetst de rechtbank enigszins terughoudend. [3]
De aanvraag
5. Eiseres heeft de volgende toelichting gegeven op haar aanvraag voor een mvv als familie- of gezinslid bij haar zoon op grond van artikel 8 van het EVRM. Zij heeft de Jemenitische nationaliteit en was op het moment van de aanvraag 59 jaar oud. De zoon van eiseres (referent) heeft een verblijfsvergunning in Nederland en heeft zijn gezin door middel van nareis naar Nederland gehaald. Tijdens deze procedure verbleef eiseres bij het gezin van referent en zijn zij naar Egypte afgereisd. Nadat het gezin van referent naar Nederland is gereisd is eiseres alleen achtergebleven in een tehuis in Egypte. Eiseres leidt aan suikerziekte, hoge bloeddruk en een aandoening genaamd scoliose.
De afwijzing van de aanvraag
6. De minister wijst de aanvraag af. Hij neemt aan dat sprake is van familie- en gezinsleven tussen eiseres en referent. Vervolgens valt de belangenafweging van de minister in het nadeel van eiseres uit. Hierbij weegt de minister in het voordeel van eiseres mee dat er familie- en gezinsleven bestaat tussen haar en referent. In het nadeel van eiseres weegt mee dat er geen sprake is van een objectieve belemmering om het familie- en gezinsleven in het land van herkomst uit te oefenen, dat er sprake is van een eerste toelating, dat er nog sterke banden bestaan met het land van herkomst en dat er binding is met Egypte, dat er geen sterke banden bestaan met Nederland, dat referent niet heeft aangetoond over voldoende middelen van bestaan te beschikken en dat eiseres gezien haar medische toestand een groot beroep zal doen op de Nederlandse gezondheidszorg. Volgens de minister is daarnaast geen sprake van familie- en gezinsleven tussen eiseres en de kinderen van referent, de kleinkinderen van eiseres.
Mocht de minister de belangenafweging in het nadeel van eiseres laten uitvallen?
7. Eiseres betoogt dat uit het bestreden besluit onvoldoende blijkt dat alle relevante feiten en omstandigheden op zorgvuldige wijze in de belangenafweging zijn betrokken en dat deze op een kenbare manier in onderling verband zijn gewogen. De minister weegt ten onrechte de mate van afhankelijkheid tussen eiseres en referent niet in haar voordeel mee. Hierbij miskent de minister dat het gezinsleven tussen eiseres en referent niet met dezelfde intensiteit kan worden uitgeoefend als voorheen, vanwege de noodgedwongen afstand, de hulpbehoevendheid van eiseres en het gebrek aan voorzieningen in Egypte. Het is voor referent niet mogelijk om eiseres te bezoeken, omdat hij verantwoordelijk is voor het levensonderhoud van zijn gezin en eiseres.
Daarnaast neemt de minister ten onrechte geen objectieve belemmering aan met betrekking tot de situatie van eiseres, omdat zij geen verblijfsrecht heeft in Egypte. Ook heeft de minister onvoldoende onderkend dat eiseres vanwege haar lichamelijke handicap volledig afhankelijk van de zorg van referent. Om die reden is Nederland het aangewezen land voor eiseres om te gaan verblijven. Dat heeft de minister niet onderkend.
Tot slot is de zorg van referent en zijn familie van een geheel andere aard en intensiteit dan de beperkte zorg die in het bejaardentehuis wordt geboden. Er is geen sprake van een grote wijziging in de lichamelijke gezondheidstoestand van eiseres zodat met de zorg van het gezin kan worden volstaan.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat de intensiteit van het gezinsleven aanleiding geeft om minder gewicht toe te kennen aan het familie- en gezinsleven. De minister betrekt hierbij terecht dat referent niet betrokken is bij de verzorging van eiseres, en dat zij wordt verzorgd in een tehuis. Ook wijst de minister er terecht op dat referent tijdens de hoorzitting heeft gemeld dat hij op dat moment al acht maanden geen direct contact had met eiseres. Het contact loopt alleen via mensen die geld brengen naar het tehuis waar zij wordt verzorgd. Ook heeft hij tijdens die hoorzitting verklaard dat hij geen informatie had over de actuele gezondheidssituatie van eiseres.
7.1.1.
In de belangenafweging weegt de minister daarnaast terecht mee of sprake is van omstandigheden in het land van herkomst die het voor betrokkenen onmogelijk maken om daar te wonen. Weliswaar kan referent niet meer terugkeren naar Jemen, maar eiseres zelf woont niet meer in het land van herkomst. Hierdoor is geen sprake is van een objectieve belemmering. Eiseres verbleef op het moment van het bestreden besluit ruim twee jaar in Egypte. Uit het Algemeen Ambtsbericht volgt dat personen met de Jemenitische nationaliteit en in de leeftijd van zestien tot vijftig jaar een visum nodig hebben. [4] Eiseres is ouder dan vijftig jaar en is dus vrijgesteld van de visumplicht. Het betoog dat zij geen verblijfsrecht heeft eiseres dan ook onvoldoende onderbouwd. Ook spreekt zij de taal die in Egypte gesproken wordt, waardoor een binding ontstaat met dat land. Dit weegt de minister niet ten onrechte licht mee in het nadeel van eiseres.
7.1.2.
De minister stelt zich verder terecht op het standpunt dat eiseres een groot beroep op de Nederlandse gezondheidszorg zal doen. Dit kan door het aanspraak maken op toeslagen en op bijdragen uit de zorgverzekering. De minister wijst er hierbij terecht op dat eiseres medicatie gebruikt voor verschillende klachten, welke naar verwachting niet allemaal voor eigen risico van eiseres zijn. Ook heeft eiseres praktische zorg nodig. De minister betrekt hierbij terecht dat referent heeft verklaard in het levensonderhoud van zijn gezin en eiseres te willen voorzien, en dat dit maakt dat hij niet in staat is om zelf ook de zorg voor eiseres te verlenen. Ook wijst de minister er in dit verband terecht op dat referent heeft verklaard dat de zorg die eiseres in het tehuis ontvangt niet passend is gezien haar complexe medische problematiek, en dat hij hier niet tevreden over is. Het is niet aannemelijk dat referent of zijn echtgenote deze complexe zorg wel kunnen verlenen en dat deze zorg dus door professionals verleend moet worden. Dit zou een grote belasting voor de zorg betekenen en geldt zowel voor opname in een verpleeghuis als voor thuiszorg. De minister weegt dit niet ten onrechte zwaar in het nadeel van eiseres mee.
7.1.3.
Dit leidt tot de conclusie dat de minister de relevante feiten en omstandigheden bij de belangenafweging heeft betrokken en dat de uitkomst van de door de minister gemaakte belangenafweging de enigszins terughoudende toets kan doorstaan.
Is sprake van hechte persoonlijke banden tussen eiseres en haar kleinkinderen?
8. Eiseres betoogt dat de minister ten onrechte geen gezinsleven tussen haar en haar kleinkinderen heeft aangenomen. Zij heeft altijd onderdeel uitgemaakt van het leven van haar kleinkinderen en heeft steeds met hem samengewoond. Hierdoor is inherent sprake van hechte persoonlijke banden.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Hoewel samenwoning een indicatie kan zijn dat sprake is van hechte persoonlijke banden, betekent dit niet dat bij samenwoning daar per definitie sprake van is. Daarvoor is nodig dat die banden de gebruikelijke omgang overstijgen. [5] De minister wijst er terecht op dat uit de verklaringen van referent niet blijkt dat de banden tussen eiseres en haar kleinkinderen de normale banden tussen oma en kleinkinderen overstijgen. Referent heeft verklaard dat de kinderen en eiseres samen tv keken zodat eiseres zich niet alleen voelde en dat de banden tussen hen goed zijn. De minister stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat dit onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM op grond van hechte persoonlijke banden.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft.
9.1.
Eiseres krijgt een vergoeding van de proceskosten voor het indienen van een beroepsschrift tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en dat beroep alleen gaat over de vraag of de minister de beslistermijn heeft overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Eiseres is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, zodat geen griffierecht vergoed moet worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
2.ABRvS 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1187 en ABRvS 3 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:425 en EHRM 2 augustus 2001, ECLI:CE:ECHR:2001:0802JUD005427300 (
3.ABRvS 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1187 en ABRvS 26 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:340.
4.Algemeen Ambtsbericht Egypte, november 2021, p. 101.
5.Zie Werkinstructie 2020/16 Richtlijnen voor de toepassing van artikel 8 EVRM, p. 9.