In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 17 oktober 2025, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser had op 2 september 2024 een asielaanvraag ingediend, maar de minister had niet tijdig beslist. Eiser verzocht de minister om binnen twee weken alsnog te beslissen, maar dit gebeurde niet, waarna eiser beroep instelde. De rechtbank constateert dat de beslistermijn is verstreken en dat de minister op 12 augustus 2025 alsnog een besluit heeft genomen. Hierdoor is er geen aanleiding voor de rechtbank om te bepalen dat de minister opnieuw moet beslissen op de aanvraag. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit wordt als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast is het beroep tegen het alsnog genomen besluit ongegrond, omdat eiser geen gronden heeft ingediend die betrekking hebben op dit besluit. De rechtbank oordeelt dat de minister geen bestuurlijke dwangsom hoeft te betalen, aangezien hij heeft voldaan aan het verzoek van eiser door alsnog te beslissen. De rechtbank stelt de proceskosten die de minister aan eiser moet vergoeden vast op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.