ECLI:NL:RBDHA:2025:19133
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser Areh tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 22 augustus 2025 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2025 behandeld, waarbij eiser, zijn waarnemer mr. A.S. Sewman, en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank overweegt dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. De minister mag in beginsel uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat hij ervan uit mag gaan dat andere lidstaten, zoals Frankrijk, het Unierecht en de grondrechten respecteren. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er bij overdracht aan Frankrijk sprake is van een reëel risico op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM.
Eiser heeft aangevoerd dat de opvangomstandigheden in Frankrijk ontoereikend zijn, gesteund door het AIDA rapport van juni 2025. De rechtbank oordeelt echter dat de minister op basis van eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en het AIDA rapport geen reden heeft om van het interstatelijk vertrouwensbeginsel af te wijken. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn eerdere ervaringen in Frankrijk en zijn medische klachten een overdracht naar Frankrijk onevenredig hard maken. De rechtbank besluit dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te worden genomen en dat hij kan worden overgedragen aan Frankrijk.