ECLI:NL:RBDHA:2025:1937

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL24.47639
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Algerijnse asielzoeker, tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De minister heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft zijn beroep op 4 februari 2025 behandeld, maar is niet verschenen. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die onder andere stelde dat het besluit in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur, beoordeeld. Eiser betoogde dat er onzorgvuldigheden waren in de procedure, zoals problemen met de videoverbinding tijdens het gehoor en het ontbreken van een claimakkoord op het moment van het voornemen. De rechtbank oordeelt dat de minister zorgvuldig heeft gehandeld en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het besluit van de minister in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.47639

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum]
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. B. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 29 november 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
2. De rechtbank heeft het beroep, samen met zaaknummer NL24.47640,
op 4 februari 2025 op zitting behandeld. De gemachtigde van de minister heeft hieraan deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het besluit tot het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het besluit tot het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Totstandkoming van het besluit

4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om overname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek op 19 november 2024 aanvaard.
Voorbereiding van het besluit
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij stelt dat het besluit in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is genomen en daarom niet gehandhaafd kan blijven. Zo wordt miskend dat het gebruikelijk is dat tussen het nader gehoor en uitbrengen van een voornemen twee weken zit voor het uitbrengen van correcties en aanvullingen en dat dit in deze zaak niet het geval was. De minister heeft erkend dat het rapport aanmeldgehoor Dublin een onjuiste datum en plaats van het gehoor vermeldt en dat eiser niet in geïnformeerd dat Duitsland – in eerste instantie - niet akkoord was gegaan met het verzoek om overname. Eiser acht dit onzorgvuldig, omdat een claimakkoord of afwijzing van invloed kan zijn op de beantwoording van de vragen tijdens het gehoor. Daar komt bij dat de video-verbinding tijdens het gehoor ook niet optimaal was en eiser de gehoor-ambtenaar daardoor niet goed heeft kunnen verstaan. De minister had daarom eiser opnieuw moeten horen en had ook een nieuw voornemen moeten uitbrengen.
5.1.
Deze beroepsgronden slagen niet. Op 28 oktober 2024 is Duitsland niet akkoord gegaan met het claimverzoek. Ten tijde van het gehoor en het voornemen van 13 november 2024 was er nog geen claimakkoord van Duitsland. Het claimakkoord volgde op
19 november 2024, nadat de minister een second opinion had gevraagd op 18 november 2024. De rechtbank ziet in deze gang van zaken, anders dan eiser, geen reden om te concluderen dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld. Ook valt niet in te zien waarom eiser hierdoor in zijn belangen is geschaad. Voor eiser was ten tijde van het gehoor duidelijk dat de minister voornemens was hem over te dragen aan Duitsland. Dit voornemen was door de eerste afwijzing niet gewijzigd. Het is niet ongebruikelijk dat bij een afwijzing van een claimverzoek door een lidstaat een heroverwegingsverzoek wordt gestuurd. Dit geldt zeker voor zaken waarin de afwijzing enkel is gebaseerd op het feit dat de vreemdeling nog niet is gehoord en daarom nog niet alle door de aangezochte lidstaat gewenste informatie beschikbaar is. De minister heeft ook in de zaak van eiser een heroverwegingsverzoek gedaan, op 18 november 2024, waarna Duitsland alsnog een claimakkoord heeft afgegeven op 19 november 2024.
5.2.
De rechtbank stelt verder vast dat in het voornemen voldoende is gemotiveerd dat de minister voornemens is om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan op grond van de in de Dublinverordening neergelegde criteria. Eiser heeft door zijn zienswijze gereageerd op het voornemen, waarna de minister eisers bezwaren, zoals naar voren gebracht in het gehoor en in de zienswijze, inhoudelijk heeft beoordeeld in het bestreden besluit. Ook in beroep heeft eiser nog kunnen reageren. De rechtbank stelt vast dat geen rechtsregel of wet zich ertegen verzet dat een voornemen wordt uitgebracht terwijl er op dat moment nog geen sprake is van een claimakkoord. Een voornemen is namelijk een voorbereidende handeling en nog geen daadwerkelijk besluit. Ook de Dublinverordening vereist niet dat een claimverzoek al is geaccordeerd ten tijde van het uitbrengen van het voornemen.
5.2.
Hoewel tijdens de zitting door de minister is gesteld dat het gebruikelijk is dat er meer tijd zit tussen het gehoor en het uitbrengen van het voornemen ziet de rechtbank hierin geen aanleiding om aan te nemen dat sprake is van onzorgvuldig handelen of dat eiser in zijn belangen is geschaad. Uit het beleid [2] van de minister volgt dat in de Dublinprocedure het gehoor standaard tegelijk met het voornemen wordt uitgereikt. De stelling dat eiser, anders dan andere vreemdelingen, is benadeeld doordat het voornemen direct na het gehoor is uitgebracht gaat daarom niet op. Ook voor eiser geldt, zoals de minister terecht stelt, dat hij de tijd had om tot het uitbrengen van het besluit correcties en aanvullingen in te dienen. Dat eiser dat, om hem moverende redenen, niet heeft gedaan komt voor zijn eigen rekening en risico.
5.3.
Ten aanzien van de gestelde problemen met de videoverbinding tijdens het gehoor overweegt de rechtbank het volgende. Uit het rapport van het aanmeldgehoor Dublin komt inderdaad naar voren dat er problemen met de videoverbinding waren. Uit het gehoor blijkt echter ook dat na de constatering daarvan is overgegaan tot het leggen van een telefonische verbinding [3] naast de videoverbinding. Eiser heeft daarna aangegeven dat hij het gesprek ,via de telefoon, goed kon verstaan. [4] Aan het eind van het gehoor heeft eiser dat nogmaals bevestigd door te verklaren dat hij de tolk goed kon verstaan en begrijpen. [5] Van een onzorgvuldigheid is dan ook geen sprake. De grond slaagt niet.
Bezwaren ten aanzien van de overdracht aan Duitsland
6. Eiser stelt dat hij in zijn belangen zal worden geschaad als hij wordt overgedragen naar Duitsland. Asielzoekers hebben daar geen recht op gratis rechtsbijstand in de eerste fase van de asielprocedure, terwijl dat in Nederland wel het geval is. Hij wijst op een rapport van AIDA over Duitsland. [6]
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De minister mag er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel vanuit gaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Dit heeft de Afdeling geoordeeld in haar uitspraken van 8 november 2023 en zeer recentelijk op 11 september 2024 en op 17 december 2024. [7] Dat maakt dat ervan wordt uitgegaan dat Duitsland eisers asielaanvraag zal behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Dat geldt evenzeer in de huidige situatie van eiser, waarin hij op basis van een expliciet claimakkoord aan Duitsland zal worden overgedragen. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden gegaan.
6.2.
Met de verwijzing naar AIDA-rapport heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat ten aanzien van Duitsland niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Deze rechtbank heeft op 21 januari 2025 [8] nog geoordeeld, dat de omstandigheid dat asielzoekers in Duitsland niet automatisch worden voorzien van kosteloze rechtsbijstand niet zonder meer betekent dat de Duitse asielprocedure op dit punt in strijd is met de Procedurerichtlijn. [9] De rechtbank ziet geen aanleiding om daarover anders te oordelen. Voor zover eiser van mening is dat Duitsland zijn verplichtingen tegenover hem niet nakomt, ligt het op zijn weg om te klagen bij de (hogere) Duitse autoriteiten. Niet gebleken is dat die hem niet zouden willen helpen of dat klagen al bij voorbaat onmogelijk of zinloos is.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepsgronden slagen niet. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat de minister de aanvraag op goede gronden niet in behandeling heeft genomen en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie Vreemdelingencirculaire C1/2.6.
3.Zie vanaf bld. 2 van het aanmeldgehoor Dublin.
4.Bld. 3 aanmeldgehoor Dublin.
5.Bld. 7 van het aanmeldgehoor Dublin.
6.AIDA-rapport Germany 2023 Update june 2024.
7.zie de uitspraken van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4107 en 11 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3661 en van 17 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5202.
9.Richtlijn 2013/32/EU.