ECLI:NL:RBDHA:2025:19376
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Derde beroep tegen het niet tijdig beslissen op een MVV-aanvraag
In deze zaak gaat het om een derde beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV). Eisers, vertegenwoordigd door mr. D.P.J. Grommen, hebben op 24 oktober 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag van 17 augustus 2023. De rechtbank had eerder, op 20 januari 2025, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen. Verweerder heeft echter opnieuw niet binnen de gestelde termijn beslist, wat aanleiding gaf voor eisers om opnieuw beroep in te stellen op 9 juli 2025. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in gebreke is gebleven en dat het beroep ontvankelijk is. De rechtbank heeft vervolgens besloten om met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak te doen. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen twee weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit moet nemen en dat, indien verweerder nader onderzoek aanbiedt, deze termijn kan worden verlengd tot veertien weken. Tevens is er een dwangsom van € 150,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 22.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het griffierecht van € 194,- aan eisers moet vergoeden en dat de proceskosten worden begroot op € 453,50.