ECLI:NL:RBDHA:2025:19526

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
25-7264
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag voor verblijf als gezinslid bij dochter wegens gebrek aan afhankelijkheid en hechte banden

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 oktober 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor eiseres, die in Sudan woont en bij haar dochter in Nederland wil verblijven. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.E. Jalandoni, heeft op 18 november 2023 een mvv-aanvraag ingediend, die door de Minister van Asiel en Migratie op 6 juni 2024 is afgewezen. De minister stelde dat eiseres de familierechtelijke relatie met haar dochter niet had aangetoond en dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid waren die een gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM rechtvaardigden.

Eiseres was het niet eens met deze afwijzing en stelde dat er wel degelijk sprake was van een beschermingswaardig gezinsleven, onder andere door de bijzondere band met haar kleindochter en de steun die zij haar dochter biedt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet in staat is geweest om aan te tonen dat er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie die uitstijgt boven de gebruikelijke banden. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft vastgesteld dat er geen hechte persoonlijke banden zijn tussen eiseres en haar kleinkinderen, en dat het contact tussen hen niet meer is dan gebruikelijk voor een grootouder.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de mvv-aanvraag door de minister rechtmatig was. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor vreemdelingen om voldoende bewijs te leveren van bijzondere afhankelijkheid en hechte banden in het kader van gezinsleven onder het EVRM.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.7264
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer], eiseres (gemachtigde: mr. J.E. Jalandoni),
en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: J.A.A. Willems).

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel “verblijf als familie- of gezinslid bij haar dochter [dochter] (referente)”. Eiseres woont in Sudan en wil bij haar dochter in Nederland verblijven. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag, omdat er volgens haar zogeheten bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn die maken dat sprake is van beschermingswaardig gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM is tussen haar en haar dochter. Met haar kleindochter stelt zij een bijzondere band te hebben.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eiseres heeft op 18 november 2023 een mvv-aanvraag ingediend voor verblijf bij haar dochter op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 6 juni 2024 afgewezen omdat eiseres de familierechtelijke relatie tussen haar en referente niet heeft aangetoond. Voor zover moet worden uitgegaan van deze gestelde familiebanden, dan is er geen sprake van familie-en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Tussen eiseres en referente is geen sprake van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Ook is geen sprake van hechte persoonlijke banden tussen eiseres en haar kleinkinderen. Met het bestreden besluit van 22 januari 2025 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
4. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde, de gemachtigde van de minister en A. Ben Mohammed als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank stelt vast dat de minister in het verweerschrift de twijfel aan de familierechtelijke relatie niet langer tegenwerpt. De minister heeft dit op de zitting bevestigd. Omdat de minister in het bestreden besluit vervolgens alsnog heeft beoordeeld of sprake is van beschermingswaardig gezinsleven, bestaat er geen aanleiding om het besluit om die reden te vernietigen.
7. Eiseres vindt dat de minister ten onrechte geen gezinsleven heeft aangenomen als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen haarzelf en referente. Er is sprake van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en referente. Referente en eiseres hebben zeer nauw contact en referente probeert eiseres te ondersteunen waar mogelijk. Daarnaast helpt de aanwezigheid van eiseres in Nederland referente in haar zorgtaken naar haar dochter [dochter] toe, die een ernstige medische beperking heeft. Ook tussen eiseres en [dochter] is sprake van een bijzondere band. Op de zitting heeft referente aangevuld dat aanwezigheid van haar moeder in Nederland daarnaast van belang is in verband met de oorlogssituatie in Sudan. Dit had de minister moeten betrekken als bijkomend element van afhankelijkheid.

Gezinsleven tussen eiseres en haar dochter

8. De rechtbank stelt voorop dat de minister familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM aanneemt tussen meerderjarigen en hun ouders als sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid die de gebruikelijke banden overstijgen. Het gaat er namelijk om of sprake is van een op basis van objectieve of objectiveerbare feiten en omstandigheden vast te stellen afhankelijkheid tussen de betrokken volwassen familieleden, die uitstijgt boven het gebruikelijke. De minister moet een beoordeling maken van de vraag of bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan, waarin hij alle individuele omstandigheden van het geval betrekt. Elementen zoals de mate van financiële en materiele (praktische) afhankelijkheid, de gezondheid van betrokkene en de banden met het land van herkomst kunnen bij de beoordeling hiervan relevant zijn. Verder kan bijvoorbeeld de mate van emotionele afhankelijkheid en de vraag of betrokkenen eerder hebben samengewoond van belang zijn. Het is aan de vreemdeling om te stellen, en zoveel mogelijk te onderbouwen, uit welke feiten en omstandigheden de bijkomende elementen van afhankelijkheid zouden kunnen blijken. Het is vervolgens aan de minister om te beoordelen of daadwerkelijk bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan. Deze beoordeling is van feitelijke aard. De bestuursrechter moet het onderzoek van de minister naar de relevante feiten en omstandigheden en de door de minister gegeven motivering voor het antwoord op de vraag of familieleven bestaat in de zin van artikel 8 van het EVRM, als dit wordt betwist, volledig toetsen. Bij de weging van de elementen heeft de minister beoordelingsruimte. De uitkomst van de beoordeling of bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan, toetst de bestuursrechter daarom enigszins terughoudend (uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188).
9. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres er niet in geslaagd zo’n afhankelijkheidsrelatie aan te tonen. De rechtbank overweegt dat de minister in het besluit uitvoerig uiteen heeft gezet waarom er geen sprake is van financiële en materiële afhankelijkheid. Dit wordt door eiseres ook niet betwist. Waar het referente om gaat is dat deze mate van afhankelijkheid van eiseres er wel is vanwege het nauw contact dat zij telefonisch met elkaar hebben en de hulp bij de zorg voor [dochter]. Deze afhankelijkheid voelt eiseres nog meer door de oorlogssituatie in Sudan waarin zij zich bevindt. Hoewel het begrijpelijk is dat referente graag wil dat haar moeder naar Nederland komt, ook om haar te helpen, maakt dit niet dat sprake is van een afhankelijkheid die uitstijgt boven wat gebruikelijk is. De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat referente voor de zorg voor [dochter] niet exclusief afhankelijk is van haar moeder. Weliswaar heeft referente een beperkt netwerk, maar zij krijgt wel hulp van de thuiszorg, organisatie Copiloot en van het wijkteam. Het telefonisch contact dat eiseres en referente regelmatig met elkaar hebben is daarnaast onvoldoende om een meer dan gebruikelijke emotionele afhankelijkheid aan te nemen. De oorlogssituatie in Sudan heeft de minister terecht niet bij de beoordeling van de elementen van afhankelijkheid betrokken, omdat dit asielgerelateerd is en niet maakt dat eiseres daarom meer dan gebruikelijk afhankelijk is van referente.
10. De rechtbank is van oordeel dat de minister alle relevante elementen kenbaar heeft betrokken bij de beoordeling van de vraag of er tussen eiseres en referent sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid die de gebruikelijke banden overstijgen. De minister heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat tussen eiseres en referente geen sprake is van gezinsleven zoals bedoeld in de zin van artikel 8 van het EVRM. Aan de belangenafweging wordt niet toegekomen. De beroepsgrond slaagt niet.

Gezinsleven tussen eiseres en [dochter]

11. Voor de vraag of een relatie tussen een minderjarig kleinkind en grootouder onder de bescherming van artikel 8 van het EVRM valt, is van belang of er tussen hen ‘hechte persoonlijke banden’ bestaan (zie de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1187)). Of hiervan sprake is, is een kwestie is van feitelijke aard. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van hechte persoonlijke banden tussen eiseres en [dochter]. Hierbij heeft de minister terecht betrokken dat eiseres en haar kleinkinderen nooit hebben samengewoond en elkaar nog nooit in persoon hebben ontmoet. Het contact waarbij eiseres telefonisch informeert naar haar kleinkinderen, en naar [dochter] in het bijzonder, is gebruikelijk contact tussen een oma en haar kleinkinderen. Verder heeft eiseres niet onderbouwd waarom er sprake zou zijn van hechte persoonlijke tussen haar en [dochter].

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister de mvv-aanvraag heeft mogen afwijzen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.M. van Luijk - Salomons, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 oktober 2025