ECLI:NL:RBDHA:2025:19643

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
NL24.50667
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijf moeder bij meerderjarig kind op grond van artikel 8 van het EVRM

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van de aanvraag van eiseres, een Pakistaanse vrouw, tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning op basis van gezinshereniging met haar meerderjarige zoon, referent. Eiseres heeft een aanvraag ingediend op 6 mei 2022, die door de minister van Asiel en Migratie op 19 augustus 2022 werd afgewezen. Eiseres is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 7 augustus 2025 behandeld.

De rechtbank overweegt dat referent veel contact heeft met zijn moeder en haar praktisch, emotioneel en financieel ondersteunt. Echter, de rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd dat zij hulpbehoevend is in een mate die een verblijf in Nederland rechtvaardigt. De rechtbank stelt vast dat de ondersteuning die referent biedt ook op afstand kan plaatsvinden en dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn die de afwijzing van de aanvraag onterecht maken.

De rechtbank heeft de motivering van verweerder volledig getoetst en komt tot de conclusie dat de afwijzing van de aanvraag terecht is. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep is ongegrond. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres de gevraagde verblijfsvergunning niet krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50667

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Singh),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.E. van de Burg).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een mvv [1] voor het ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 1] op grond van artikel 8 van het EVRM [2] ’. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat verweerder de aanvraag af heeft mogen wijzen
.Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend op 6 mei 2022. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 19 augustus 2022 afgewezen. Met het besluit van 8 mei 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Het beroep tegen deze beslissing is door deze rechtbank en zittingsplaats op 13 maart 2024 gegrond verklaard. [3]
2.1
Verweerder heeft in het bestreden besluit van 29 november 2024 het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard.
2.2
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3
De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, referent en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
3. Eiseres heeft de Pakistaanse nationaliteit en is geboren op [datum 1] 1964. Zij is weduwe en woont in Karachi, Pakistan. Haar zoon [referent] (referent) is geboren op [datum 2] 1992. Referent verblijft sinds december 2020 in Nederland als kennismigrant. Sinds juni 2021 wonen de echtgenote en dochter van referent ook in Nederland. Eiseres wil bij referent in Nederland wonen. Daarom heeft hij voor haar een mvv aangevraagd met als doel gezinshereniging op grond van artikel 8 van het EVRM.
Het bestreden besluit
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM bestaat tussen referent (meerderjarig kind) en eiseres (zijn moeder), omdat tussen beiden geen sprake is van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Verweerder heeft daarbij de aspecten samenwoning, de materiële, emotionele en financiële afhankelijkheid, de medische situatie, de banden met Pakistan en Nederland en het familieleven tussen de dochter van referent en haar grootmoeder betrokken. Verweerder concludeert dat alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang zijn betrokken en beoordeeld. Referent kan volgens verweerder de zorg op afstand voortzetten zoals hij tot nu toe heeft gedaan.
Het toetsingskader
5. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraak van 13 maart 2024 [4] overwogen dat verweerder niet alle relevante factoren (voldoende) in onderlinge samenhang heeft beoordeeld. Dat referent vanaf zijn geboorte tot zijn vertrek naar Nederland eind 2020 altijd in een gezinsband met eiseres heeft samengewoond, kan al een meer dan gebruikelijke band impliceren. Ook heeft verweerder onvoldoende betrokken dat eiseres ernstige (mentale) gezondheidsproblemen heeft, hulpbehoevend is, geen familie meer heeft in Pakistan en dat eiseres financieel afhankelijk is van referent. Hij kan eiseres niet lang vanuit Nederland materiële en morele steun bieden. Bij deze beoordeling had verweerder ook moeten betrekken dat eiseres en referent sinds zijn geboorte hebben samengewoond en een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd, dat eiseres en referent meerdere keren per dag contact hebben en dat referent eiseres op afstand begeleidt met de inname van medicijnen. Dat eiseres voor de zorg niet exclusief afhankelijk is van referent is niet doorslaggevend. Sinds het vertrek van referent is de gezondheid van eiseres verder verslechterd. Referent is enig kind en is daarom juridisch en moreel verantwoordelijk voor zijn moeder. De emotionele last van de gedwongen scheiding leidt ertoe dat zijn echtgenote en kind naar Pakistan afreizen om voor eiseres te zorgen als referent dat zelf niet kan doen.
6. De rechtbank stelt voorop dat zij de door verweerder gegeven motivering voor het antwoord op de vraag of familie- en gezinsleven bestaat op grond van bijkomende elementen van afhankelijkheid volledig toetst. De uitkomst van deze beoordeling of bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan, toetst zij enigszins terughoudend. [5] Verweerder moet een op het geval toegespitste beoordeling maken van alle door een vreemdeling aangedragen feiten en omstandigheden die kunnen maken dat de door die vreemdeling gestelde bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan. Elementen zoals de financiële en materiële afhankelijkheid tussen betrokkenen, de gezondheid van betrokkenen, de band met het land van herkomst, de mate van emotionele afhankelijkheid en het antwoord op de vraag of betrokkenen hebben samengewoond kunnen bijvoorbeeld een rol spelen. Verweerder mag ook het antwoord op de vraag of een vreemdeling exclusief van referent afhankelijk is als onderdeel bij haar beoordeling betrekken. Voor het aannemen van bijkomende elementen van afhankelijkheid is het echter niet vereist dat een vreemdeling exclusief afhankelijk is van een referent en zonder referent niet zelfstandig kan functioneren. [6]
Is er in het geval van referent en eiseres sprake van bijkomende elementen van afhankelijkheid?
7. Eiseres voert aan dat verweerder opnieuw voorbij gaat aan de heel bijzondere omstandigheden van haar geval. Eiseres verkeert vanwege haar Indiase afkomst in een zeer kwetsbare situatie in Pakistan. Zij woonde samen met referent voor zijn vertrek naar Nederland. Door desinformatie van derden ging referent er vanuit dat zijn moeder snel naar Nederland zou kunnen reizen in het kader van gezinshereniging. Referent bevindt zich in een zeer moeilijke situatie vanwege zijn verplichtingen naar zijn moeder in Pakistan en zijn verplichtingen naar zijn vrouw en kind in Nederland. Referent probeert zijn moeder financieel en emotioneel steun te bieden, maar vanwege verslechtering van de gezondheid van eiseres wordt dit steeds moeilijker en moet referent vaker naar Pakistan afreizen om zijn moeder te ondersteunen.
8. De rechtbank constateert dat verweerder ter zitting de tegenwerping dat eiseres en referent niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben samengewoond en dat eiseres gescheiden is, heeft laten vallen. Dit betekent dat de samenwoning van eiseres en referent en de burgerlijke staat van eiseres niet langer in geschil zijn. Wel stelt verweerder dat de samenwoning een gevolg is van de gebruikelijke ouder-kindrelatie en niet van een afhankelijke relatie. De rechtbank bespreekt hierna de medische problemen van eiseres, de financiële, de materiële en emotionele afhankelijkheid tussen eiseres en referent en de banden met het land van herkomst.
8.1
De rechtbank constateert dat uit het dossier blijkt dat eiseres afhankelijk is van medische zorg en dat dit bekend is bij verweerder. Eiseres heeft psychische klachten en staat onder behandeling van een psychiater. Ook heeft zij de diagnose diabetes type-2 en hypertensie gekregen. Eiseres is op 24 april 2024 gedotterd en daarna ontslagen uit het ziekenhuis. De rechtbank overweegt in navolging van verweerder dat uit de overgelegde medische documenten en de verklaring van referent tijdens de hoorzitting van 5 mei 2024 blijkt dat zij deze zorg in Pakistan kan ontvangen. De rechtbank overweegt over de verklaring van cardioloog [naam 2] dat deze onvoldoende specifiek is, omdat hij als cardioloog uitspraken doet buiten zijn expertise over de emotionele behoefte van eiseres.
8.2
Ten aanzien van de financiële afhankelijkheid van eiseres overweegt de rechtbank dat in de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 13 maart 2024 vast is komen te staan dat eiseres afhankelijk is van referent. Verweerder heeft zich op zitting op het standpunt gesteld dat referent eiseres op afstand hulp kan bieden door vrienden geld naar eiseres te laten brengen. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat het niet vereist is dat eiseres bij referent in Nederland moet wonen en dat deze steun op afstand kan plaatsvinden en op dezelfde manier zoals nu kan worden voortgezet.
8.3
De rechtbank overweegt verder over de materiële (praktische) afhankelijkheid het volgende. Verweerder heeft in zijn beoordeling betrokken dat eiseres hulpbehoevend is, dat zij bij bepaalde taken steun nodig heeft en daarvoor hulp krijgt van anderen. Referent bestelt vanuit Nederland boodschappen voor eiseres, die bij haar appartement worden bezorgd of langsgebracht door vrienden van referent die in de omgeving wonen. Ook regelt referent de bezorging van de medicijnen van eiseres. Verder heeft verweerder betrokken dat eiseres hulp krijgt van iemand die haar huis schoonmaakt. Om naar medische afspraken te gaan maakt eiseres gebruik van een Uber of wordt zij door vrienden van referent gebracht. Referent heeft aangegeven dagelijks contact te hebben met eiseres om haar emotioneel te steunen en haar eraan te herinneren dat zij haar medicijnen moet innemen. De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande blijkt dat eiseres zelfstandig functioneert met materiële ondersteuning van referent op afstand en van de door hem ingeschakelde familieleden en vrienden die wonen in de omgeving van eiseres. Ten slotte is van belang dat in het geval van referent geen sprake is van een objectieve belemmering en dat hij in staat is om zijn moeder in Pakistan te bezoeken.
8.4
De rechtbank overweegt verder over de emotionele afhankelijkheid dat niet ter discussie staat dat eiseres ook voor het vertrek van referent psychische problemen had. Eiseres ontvangt hiervoor hulp van een psychiater. Referent heeft aangevoerd dat ook hij onder behandeling staat van een psycholoog vanwege depressieve klachten. Ook de werkgever van eiser, [werkgever] , heeft een verklaring afgelegd dat het werk van eiser eronder lijdt. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat referent met de factuur van de therapiepraktijk niet heeft onderbouwd dat hij emotioneel afhankelijk is van zijn moeder. Ook de stelling dat referent als enig kind cultureel gezien verantwoordelijk is voor zijn moeder is volgens de rechtbank onvoldoende om bijkomende elementen van afhankelijkheid aan te nemen. Daarbij heeft verweerder er terecht op gewezen dat referent er zelf voor heeft gekozen naar Nederland te vertrekken.
8.5
De rechtbank overweegt ten aanzien van de banden van eiseres met Pakistan dat deze sterker zijn dan haar banden met Nederland. Eiseres woont al meer dan 32 jaar in Pakistan, heeft de Pakistaanse nationaliteit en is bekend met de taal en cultuur, heeft daar een woning, maakt gebruik van medische zorg en heeft een sociaal netwerk. Verder wonen familie en vrienden in de omgeving van eiseres. De enige band die eiseres heeft met Nederland is dat referent en zijn gezin hier wonen. Hieruit blijkt dat de band met Pakistan groter is dan met Nederland. Dat eiseres van Indiase afkomst is en daarom in Pakistan problemen heeft, is onvoldoende onderbouwd. De verklaring van de schoondochter en echtgenote van referent over de inspanning van de schoondochter om te integreren in Nederland, acht de rechtbank in navolging van verweerder niet doorslaggevend.
9. De rechtbank overweegt gelet op het voorgaande dat referent veel contact heeft met zijn moeder en haar praktisch, emotioneel en financieel ondersteunt. Referent heeft onderbouwd dat hij of zijn gezinsleden regelmatig naar Pakistan reizen om eiseres ter plekke te helpen. Hier staat tegenover dat deze ondersteuning ook op afstand en met hulp van vrienden en familie plaatsvindt. Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij dusdanig hulpbehoevend is dat deze vorm van ondersteuning niet op afstand kan worden voortgezet. De rechtbank concludeert gelet op het voorgaande in navolging van verweerder dat uit de aangevoerde feiten en omstandigheden afzonderlijk en in samenhang bezien niet blijkt dat in het geval van eiseres en referent sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres de gevraagde verblijfsvergunning niet krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.AWB 23/5847.
4.AWB 23/5847.
6.ECLI:NL:RVS:2025:3275, r.o. 3.2 en 3.3.