Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , V-nummer: [v-nummer] , eiser
de minister van Asiel en Migratie.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
4 september 2023 zou stoppen. In september 2023 kreeg eiser een brief waarin stond dat hij langer gebruik mocht maken van de rechten van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming [2] en dat dit mocht tot de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) uitspraak zou doen. De Afdeling heeft op 17 januari 2024 uitspraak gedaan.
4 maart 2024 kon beëindigen. Gelet op het oordeel van de Afdeling in de hiervoor aangehaalde uitspraken dient die vraag bevestigend te worden beantwoord. De rechtbank is dan ook van oordeel - los van de vraag of het niet reageren op het verzoek van eiser om de beëindiging van de tijdelijke bescherming op te schorten een fictieve weigering is een besluit te nemen, en daarmee op rechtsgevolg is gericht - dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de tijdelijke bescherming met ingang van
4 maart 2024 is geëindigd en geen aanleiding bestond om de beëindiging van de tijdelijke bescherming op te schorten.
In het arrest van het Hof van Justitie van 19 december 2024 [4] is artikel 6 van de Terugkeerrichtlijn zo uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat jegens een derdelander die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijft uit hoofde van de mogelijkheid die deze lidstaat heeft aangewend om hem facultatieve tijdelijke bescherming te verlenen, als bedoeld in artikel 7 van Richtlijn Tijdelijke Bescherming, een terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd voordat deze bescherming is geëindigd.
4 maart 2024 geëindigd. Het aan de orde zijnde terugkeerbesluit is op 31 juli 2025 genomen.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr. Y. van Wijk, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.