ECLI:NL:RBDHA:2025:20487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
NL25.43410
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvragen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 5 november 2025, gaat het om een beroep dat eisers hebben ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. De eisers, een gezin met minderjarige kinderen, hebben asielaanvragen ingediend op 22 juni 2024. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn voor deze aanvragen is verstreken en dat de minister niet tijdig heeft beslist. Na het verstrijken van de termijn hebben eisers de minister verzocht om alsnog binnen twee weken een besluit te nemen, maar dit verzoek is niet ingewilligd. Hierop hebben eisers beroep ingesteld.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. Dit betekent dat de rechtbank de minister opdraagt om alsnog een besluit te nemen op de aanvragen, waarbij rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. Dit houdt in dat de minister binnen zestien weken na de bekendmaking van de uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eisers vergoeden, vastgesteld op € 453,50.

De uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, in aanwezigheid van griffier A.S. van der Veen, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. De rechtbank benadrukt dat als de minister niet binnen de opgelegde termijn een besluit neemt, hij aan eisers een dwangsom verschuldigd is. Dit besluit is gebaseerd op de artikelen van de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet 2000.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.43410 en NL25.43412

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer],
mede namens de minderjarige kinderen:

[naam], geboren op [geboortedatum],

[naam], geboren op [geboortedatum],
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvragen van 22 juni 2024.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?
2. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn om op de aanvragen te beslissen is verstreken. [2] Eisers hebben de minister, na het verstrijken van de termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. [3] Dat heeft de minister niet gedaan en eisers hebben vervolgens beroep ingesteld. [4]
3. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.

Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?

4. De minister moet alsnog een besluit nemen op de aanvraag. [5] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. [6] Dit betekent dat de minister in principe binnen een termijn van zestien weken een besluit moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
5. De rechtbank legt alleen een rechterlijke dwangsom op. [7]
6. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvragen neemt, de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [8]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en de minister zestien weken de tijd krijgt om alsnog een besluit te nemen. Doet de minister dat niet, dan is hij aan eisers een dwangsom verschuldigd.
8. De minister moet de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [9]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen zestien weken na de dag van het bekendmaken van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvragen bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van
A.S. van der Veen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder a, van de Awb.
4.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
5.Artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb.
8.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
9.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.