In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 6 november 2025, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser had op 16 maart 2022 een asielaanvraag ingediend, maar de minister heeft niet tijdig opnieuw beslist op deze aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 november 2024 het eerdere besluit van de minister heeft vernietigd en de minister heeft opgedragen om een nieuw besluit te nemen, zonder een termijn te stellen. Hierdoor is de wettelijke beslistermijn gaan lopen, die inmiddels is verstreken. Eiser heeft de minister verzocht om binnen twee weken te beslissen, maar dit is niet gebeurd, waarna hij beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard. De rechtbank legt de minister op om binnen acht weken na de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50.