ECLI:NL:RBDHA:2025:20993

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
NL25.39080
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvragen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 7 november 2025, zijn de beroepen van eisers behandeld die zich richtten tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op hun asielaanvragen, ingediend op 7 oktober 2023. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld en vastgesteld dat de beslistermijn voor de aanvragen was verstreken. Eisers hadden de minister verzocht om binnen twee weken alsnog te beslissen, maar dit verzoek werd niet ingewilligd, wat hen noopte tot het indienen van beroep.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepen ontvankelijk en kennelijk gegrond zijn. De minister is verplicht om binnen een termijn van acht weken na de bekendmaking van de uitspraak een besluit te nemen op de aanvragen. Dit is in lijn met het ‘8+8 wekenmodel’ dat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is vastgesteld. De rechtbank heeft daarbij aangegeven dat in gevallen waarin de bovengrens van 21 maanden is overschreden, een kortere beslistermijn passend is.

Daarnaast heeft de rechtbank een rechterlijke dwangsom opgelegd aan de minister. Indien de minister niet binnen de opgelegde termijn een besluit neemt, is hij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eisers vastgesteld op € 453,50, die door de minister vergoed moeten worden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangemerkt als een belangrijke beslissing in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.39080, NL25.39083, NL25.39085

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam], V-nummer: [nummer],

[naam], V-nummer: [nummer],
[naam], V-nummer: [nummer],
gezamenlijk eisers,
(gemachtigde: mr. M.S. Dunant Maurits),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de beroepen die eisers hebben ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvragen van 7 oktober 2023.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?
2. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn om op de aanvragen te beslissen is verstreken. [2] Eisers hebben de minister, na het verstrijken van de termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. [3] Dat heeft de minister niet gedaan en eisers hebben vervolgens beroep ingesteld. [4]
3. De beroepen zijn ontvankelijk en kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
4. De minister moet alsnog een besluit nemen op de aanvragen. [5] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. [6]
5. De rechtbank oordeelt dat in de gevallen waarin, zoals hier, de bovengrens van 21 maanden [7] is overschreden een kortere beslistermijn passend is. Dit betekent dat de minister binnen een termijn van acht weken een besluit moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
6. De rechtbank legt alleen een rechterlijke dwangsom op. [8]
7. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvragen neemt, de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [9]

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn kennelijk gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en de minister acht weken de tijd krijgt om alsnog een besluit te nemen. Doet de minister dat niet, dan is hij aan eisers een dwangsom verschuldigd.
9. De rechtbank stelt vast dat sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht. [10] De rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon, waarbij de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek zijn. De minister moet de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [11]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen acht weken na de dag van het bekendmaken van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvragen bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers gezamenlijk tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van K.D.M. Nijholt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder a, van de Awb.
4.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
5.Artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb.
7.Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
9.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
10.Artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
11.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.