In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 7 november 2025, zijn de beroepen van eisers behandeld die zich richtten tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op hun asielaanvragen, ingediend op 7 oktober 2023. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld en vastgesteld dat de beslistermijn voor de aanvragen was verstreken. Eisers hadden de minister verzocht om binnen twee weken alsnog te beslissen, maar dit verzoek werd niet ingewilligd, wat hen noopte tot het indienen van beroep.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepen ontvankelijk en kennelijk gegrond zijn. De minister is verplicht om binnen een termijn van acht weken na de bekendmaking van de uitspraak een besluit te nemen op de aanvragen. Dit is in lijn met het ‘8+8 wekenmodel’ dat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is vastgesteld. De rechtbank heeft daarbij aangegeven dat in gevallen waarin de bovengrens van 21 maanden is overschreden, een kortere beslistermijn passend is.
Daarnaast heeft de rechtbank een rechterlijke dwangsom opgelegd aan de minister. Indien de minister niet binnen de opgelegde termijn een besluit neemt, is hij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eisers vastgesteld op € 453,50, die door de minister vergoed moeten worden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangemerkt als een belangrijke beslissing in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht.