In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 7 november 2025, gaat het om een beroep dat eiseres heeft ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op haar asielaanvraag van 7 januari 2024. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en vastgesteld dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen is verstreken. Eiseres heeft de minister na het verstrijken van de termijn verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar de minister heeft hier niet op gereageerd, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door eiseres.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister is verplicht om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’ zoals vastgesteld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Aangezien de bovengrens van 21 maanden is overschreden, heeft de rechtbank bepaald dat de minister binnen een termijn van vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit moet nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is hij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien zij het niet eens is met de uitspraak.