ECLI:NL:RBDHA:2025:21070

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
NL25.24111
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvragen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 10 november 2025, zijn eisers in beroep gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op hun asielaanvragen, ingediend op 31 januari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is verstreken en dat de minister niet heeft gereageerd op het verzoek van eisers om binnen twee weken alsnog te beslissen. De rechtbank heeft de beroepen ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard.

De rechtbank oordeelt dat de minister alsnog een besluit moet nemen op de aanvragen, waarbij rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. Gezien de overschrijding van de bovengrens van 21 maanden, legt de rechtbank een kortere beslistermijn op van acht weken, te rekenen vanaf de bekendmaking van de uitspraak. Indien de minister niet binnen deze termijn beslist, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Deze dwangsom geldt voor de eisers gezamenlijk, gezien de samenhang tussen de beroepen.

Daarnaast heeft de rechtbank de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van K.D.M. Nijholt, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.24111, NL25.24114

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam], V-nummer: [nummer],

[naam],V-nummer: [nummer],
gezamenlijk eisers,
(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de beroepen die eisers hebben ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvragen van 31 januari 2024.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?
2. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen is verstreken. [2] Eisers hebben de minister, na het verstrijken van de termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. [3] Dat heeft de minister niet gedaan en eisers hebben vervolgens beroep ingesteld. [4]
3. De beroepen zijn ontvankelijk en kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
4. De minister moet alsnog een besluit nemen op de aanvraag. [5] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. [6]
5. De rechtbank oordeelt dat in de gevallen waarin, zoals hier, de bovengrens van 21 maanden [7] is overschreden een kortere beslistermijn passend is. Dit betekent dat de minister in principe binnen een termijn van acht weken een besluit moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
6. De rechtbank legt alleen een rechterlijke dwangsom op. [8]
7. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [9] Deze dwangsom geldt voor eisers gezamenlijk gelet op de samenhang tussen de beroepen.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn kennelijk gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en de minister acht weken de tijd krijgt om alsnog een besluit te nemen. Doet de minister dat niet, dan is hij aan eisers een dwangsom verschuldigd.
9. De minister moet de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [10]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen acht weken na de dag van het bekendmaken van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eisers gezamenlijk een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de gezamenlijke proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van K.D.M. Nijholt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder a, van de Awb.
4.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
5.Artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb.
7.Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
9.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
10.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.