In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 10 november 2025, zijn eisers in beroep gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op hun asielaanvragen, ingediend op 31 januari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is verstreken en dat de minister niet heeft gereageerd op het verzoek van eisers om binnen twee weken alsnog te beslissen. De rechtbank heeft de beroepen ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank oordeelt dat de minister alsnog een besluit moet nemen op de aanvragen, waarbij rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. Gezien de overschrijding van de bovengrens van 21 maanden, legt de rechtbank een kortere beslistermijn op van acht weken, te rekenen vanaf de bekendmaking van de uitspraak. Indien de minister niet binnen deze termijn beslist, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Deze dwangsom geldt voor de eisers gezamenlijk, gezien de samenhang tussen de beroepen.
Daarnaast heeft de rechtbank de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van K.D.M. Nijholt, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.