ECLI:NL:RBDHA:2025:21301
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres op 20 november 2024 voor de tweede keer beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank had eerder, op 10 februari 2025, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken een besluit te nemen. Echter, op 24 juni 2025 heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld omdat verweerder wederom niet tijdig had beslist. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank heeft overwogen dat de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit was verstreken en dat een ingebrekestelling niet nodig was, aangezien er al een termijn was gesteld. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 200 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Tevens zijn de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan op 10 november 2025 en openbaar gemaakt.