ECLI:NL:RBDHA:2025:21468
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming van derdelanders en terugkeerbesluit
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het aan hem opgelegde terugkeerbesluit. Eiser, geboren in 2000 met de Marokkaanse nationaliteit, verbleef op basis van een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne tijdens de invasie door Rusland. Hij had van 23 november 2022 tot 4 maart 2024 rechtmatig verblijf in Nederland op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Op 21 februari 2024 werd hem medegedeeld dat zijn verblijfsrecht per 4 maart 2024 eindigde, wat leidde tot een terugkeerbesluit van 4 juli 2025. De rechtbank heeft het beroep op 1 oktober 2025 behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank oordeelt dat verweerder bevoegd was om het terugkeerbesluit op te leggen, omdat eiser geen rechtmatig verblijf had op de datum van het besluit. Eiser betoogde dat de beëindiging van zijn tijdelijke bescherming onterecht was, maar de rechtbank volgt dit niet. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming van derdelanders die een tijdelijke verblijfsvergunning hadden in Oekraïne toegestaan was. Eiser had ook de mogelijkheid om zijn standpunten kenbaar te maken, en de rechtbank concludeert dat er geen risico's zijn bij terugkeer naar Marokko.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Jans, griffier, en is openbaar gemaakt op 18 november 2025.