Deze uitspraak betreft de afwijzing van de vijfde opvolgende asielaanvraag van eiser, die stelt dat hij uitsluitend de Zimbabwaanse nationaliteit bezit. Eiser heeft op 20 september 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze is door de minister op 19 augustus 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 25 september 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigden aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de minister de afwijzing terecht heeft gehandhaafd, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen Zuid-Afrikaanse nationaliteit heeft. Eiser heeft eerder asielaanvragen ingediend, die allemaal zijn afgewezen. De rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden heeft aangenomen dat eiser de Zuid-Afrikaanse nationaliteit bezit, gebaseerd op authentieke documenten die door eiser zijn overgelegd. Eiser heeft niet aangetoond dat deze documenten frauduleus zijn verkregen. De rechtbank wijst erop dat eiser meer inspanningen had moeten leveren om duidelijkheid te verkrijgen bij de Zuid-Afrikaanse autoriteiten over de geldigheid van zijn paspoort. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskostenvergoeding af.