In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had op 9 oktober 2024 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging nareis asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft echter niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van 90 dagen, die kan worden verlengd met maximaal drie maanden, is overschreden. Eiser heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft meer dan twee weken gewacht voordat hij beroep instelde. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. De rechtbank heeft de minister een termijn van twee weken gegeven om alsnog een besluit te nemen, maar heeft ook bepaald dat als de minister binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, hij dit schriftelijk aan eiser moet meedelen en dat de beslissing dan binnen twintig weken na de uitspraak bekend moet worden gemaakt. De rechtbank heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50 en het griffierecht van € 194,-. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 14 november 2025.