Op 28 oktober 2025 heeft de politierechter S.M. Krans in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het rijden onder invloed van THC, zoals vastgelegd in artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte was op 29 maart 2024 te Leidschendam betrapt op het besturen van een voertuig terwijl hij onder invloed was van cannabis, met een gehalte van 10 microgram THC per liter bloed. Tijdens de zitting voerde de raadsman van de verdachte aan dat er geen bewijs was dat de verdachte de uitslag van het bloedonderzoek had ontvangen en dat er niet voldoende bloed was afgenomen voor het onderzoek. De officier van justitie weerlegde deze argumenten door te stellen dat de brief met de uitslag naar het juiste adres was gestuurd en dat de bloedafname voldeed aan de wettelijke eisen. De politierechter oordeelde dat de verweren van de raadsman niet konden slagen en dat er voldoende bewijs was voor de schuld van de verdachte. De politierechter legde een geldboete op van € 450,-, die kon worden omgezet in 9 dagen hechtenis indien de boete niet werd betaald. De verdachte kreeg ook een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en de verdachte werd geïnformeerd over zijn recht om binnen veertien dagen hoger beroep aan te tekenen.