ECLI:NL:RBDHA:2025:21878
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvragen voor gezinshereniging
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn ouders, broer en zus. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet tijdig heeft beslist, ondanks dat de aanvragen op 25 september 2024 zijn ingediend. De wettelijke beslistermijn van 90 dagen was verstreken, en eiser heeft de minister op 9 april 2025 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Het beroep is op 3 juni 2025 ingesteld, en de rechtbank oordeelt dat dit tijdig is gebeurd. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank legt de minister een termijn van acht weken op om een besluit bekend te maken, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt de minister tot betaling van de proceskosten van eiser ter hoogte van € 453,50 en het griffierecht van € 194. De uitspraak is gedaan op 18 november 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt.