ECLI:NL:RBDHA:2025:21887
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake gezinshereniging
Op 18 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. N. Vollebergh, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie. Eiser had op 22 april 2024 aanvragen ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn ouders en broertje. De minister had geen verweerschrift ingediend en de rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank oordeelde dat de minister in gebreke was, omdat de beslistermijn van 90 dagen, verlengd met drie maanden, was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. Eiser heeft de minister op 1 mei 2025 rechtsgeldig in gebreke gesteld en het beroep is op 27 mei 2025 ingesteld, wat tijdig was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en legde de minister een termijn van acht weken op om een besluit te nemen. Tevens werd een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiser verzocht om vaststelling van de verbeurde dwangsom, maar dit verzoek werd afgewezen omdat de ingebrekestelling na inwerkingtreding van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken was ingediend. De rechtbank veroordeelde de minister tot betaling van de proceskosten van eiser en het griffierecht van € 194. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.