ECLI:NL:RBDHA:2025:21888
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging
Op 18 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiseres beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. Eiseres had de aanvraag ingediend op 24 mei 2024, en de minister had tot 22 november 2024 de tijd om te beslissen. Aangezien er geen besluit was genomen, heeft eiseres de minister op 20 mei 2025 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 19 juni 2025 het beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep tijdig was ingediend en kennelijk gegrond was, omdat de minister niet binnen de wettelijke termijn had beslist.
De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat de minister binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiseres had ook verzocht om vaststelling van de verbeurde bestuurlijke dwangsom, maar dit verzoek werd afgewezen omdat de ingebrekestelling na inwerkingtreding van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken was ingediend, waardoor de minister geen bestuurlijke dwangsom verschuldigd was.
De rechtbank heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50 en het door eiseres betaalde griffierecht van € 194 moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.