Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres
[kind]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van gezinshereniging. De aanvragen zijn op 22 december 2023 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De rechtbank oordeelt dat de minister in gebreke is gebleven, aangezien de beslistermijn op 21 juni 2024 verstreken was zonder dat er een besluit was genomen. Eiseres heeft op 30 juni 2025 beroep ingesteld, wat tijdig is, omdat er meer dan twee weken zijn verstreken na de ingebrekestelling.
De rechtbank heeft het verzoek van eiseres om vrijstelling van het griffierecht toegewezen en oordeelt dat de minister binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 aan eiseres en tot vergoeding van de proceskosten van € 453,50. De uitspraak is gedaan op 18 november 2025 en openbaar gemaakt.