Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres
[kind 1], [kind 2], [kind 3], [kind 4] en [kind 5].
Rechtbank Den Haag
Op 18 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde mr. A. Kortrijk, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. Eiseres heeft deze aanvraag ingediend in het kader van gezinshereniging met haar referent. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen heeft beslist, en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid van een verlenging van de termijn tot twintig weken indien nader onderzoek nodig is. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen aan eiseres moet betalen, en heeft de proceskosten voor eiseres vastgesteld op € 453,50.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming in vreemdelingenzaken en de gevolgen van het niet tijdig beslissen door de overheid. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar eerdere uitspraken en de noodzaak van zorgvuldige besluitvorming, vooral in zaken die betrekking hebben op gezinshereniging.