ECLI:NL:RBDHA:2025:21901
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvragen gezinshereniging
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn ouders en broertjes en zusje. De rechtbank heeft op 18 november 2025 uitspraak gedaan zonder zitting, omdat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend. Eiser had zijn aanvragen op 23 augustus 2024 ingediend, en verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn was verlengd met drie maanden, waardoor verweerder uiterlijk op 21 februari 2025 een besluit had moeten nemen. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft eiser op 6 maart 2025 rechtsgeldig verweerder in gebreke gesteld en op 27 mei 2025 het beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingesteld en kennelijk gegrond is. De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op om een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding, tot een maximum van € 15.000. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van verbeurde dwangsommen van € 1.442 en proceskosten van € 453,50 aan eiser, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 194. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.