Op 19 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Cetinkaya-Ahmad, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uiterste termijn van 21 maanden, zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, is overschreden. Hierdoor heeft de rechtbank verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag. Tevens is er een rechterlijke dwangsom opgelegd van € 100 per dag, met een maximum van € 15.000, voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50. De uitspraak is gedaan zonder zitting en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de wettelijke vereisten voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en de voorwaarden waaronder een beroep ontvankelijk is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de rechtsgrond voor de verlenging van de beslistermijn ontbreekt, waardoor de beslistermijnen voor asielaanvragen zes maanden zijn.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door de overheid in asielzaken en de mogelijkheid voor de rechtbank om een dwangsom op te leggen indien deze termijnen niet worden nageleefd. De rechtbank heeft ook verwezen naar relevante wetgeving en eerdere uitspraken ter ondersteuning van haar beslissing.