Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser
van Turkse nationaliteit,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Turkse werknemer en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking 'arbeid in loondienst' op basis van Besluit nr. 1/80. De minister heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat de eiser geen legale arbeid had verricht en dat zijn verblijfsrecht niet onomstreden was. Eiser voerde aan dat zijn werkzaamheden wel als legale arbeid moesten worden aangemerkt en dat zijn tijdelijk verblijf op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) niet als onomstreden verblijfsrecht kon worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had afgewezen, omdat er geen sprake was van legale arbeid in de zin van artikel 6 van Besluit nr. 1/80. De rechtbank concludeerde dat het verblijf van eiser op basis van de RTB niet voldeed aan de vereisten voor een onomstreden verblijfsrecht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand bleef. De minister was niet verplicht om de proceskosten van eiser te vergoeden.