ECLI:NL:RBDHA:2025:22059

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
21 november 2025
Zaaknummer
NL25.16918
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag van Noord-Macedonische eisers met betrekking tot veilig land van herkomst

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 november 2025, wordt de asielaanvraag van eiser 2, een Noord-Macedonische nationaliteit, behandeld. De rechtbank heeft eerder een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat de asielaanvragen van de eisers als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, onder de loep genomen. De eisers, waaronder eiser 2, hebben hun asielaanvragen ingediend vanwege discriminatie op basis van hun Roma etniciteit en de daaruit voortvloeiende problemen in hun land van herkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere afwijzing van de asielaanvraag van eiser 2 onvoldoende gemotiveerd was, vooral met betrekking tot de status van Noord-Macedonië als veilig land van herkomst. De rechtbank oordeelt dat de minister niet tijdig een herbeoordeling heeft uitgevoerd van de situatie in Noord-Macedonië, wat betekent dat de eerdere beoordeling niet meer geldig is. De rechtbank heeft de minister de gelegenheid gegeven om het gebrek in de beoordeling te herstellen binnen een termijn van zes weken. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de veiligheidssituatie in het land van herkomst van asielzoekers en de noodzaak om de rechten van deze individuen te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16918

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1], eiser 1,

[eiseres],eiseres,
[eiser 2],eiser 2,
[eiser 3],eiser 3,
hierna samen: eisers
V-nummers: [V-nummer 1], [V-nummer 2], [V-nummer 3] en [V-nummer 4]
(gemachtigde: mr. A. Heida),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Sanchéz-Rhemrev).

Procesverloop

Bij besluit van 7 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 oktober 2025 op zitting behandeld. Eisers hebben zich op zitting laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eisers stellen de Noord-Macedonische nationaliteit te hebben en respectievelijk te zijn geboren op [datum 1] 1980, [datum 2] 1985, [datum 3] 2006 en [datum 4] 2011. Eiser 2 heeft zijn asielaanvraag ingediend op 20 juli 2024. Eiser 1, Eiseres 1 en eiser 3 hebben hun asielaanvragen ingediend op 19 februari 2025.
2. Uit de verklaring van vertrek van de International Organization for Migration (IOM) van 19 september 2025 volgt dat eiser 1, eiseres 1 en eiser 3 op 17 september 2025 zijn vertrokken naar Noord-Macedonië. In de vertrekverklaring verklaren eisers dat zij Nederland vrijwillig verlaten en ermee instemmen dat nog openstaande procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel worden beëindigd. Onder deze omstandigheden hebben deze eisers geen procesbelang meer bij het door hen ingestelde beroep. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover het betrekking heeft op eiser 1, eiseres 1 en eiser 3.
3. De overwegingen hieronder hebben uitsluitend betrekking op het beroep dat is ingesteld door eiser 2 (hierna: eiser).
4. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in zijn land van herkomst discriminatie ervaart vanwege zijn Roma etniciteit. Zo ervaart eiser discriminatie op het werk en heeft hij geen toegang tot onderwijs vanwege zijn Roma etniciteit. Verder kampt eiser met depressieve klachten en heeft hij in zijn land van herkomst meermaals een suïcidepoging gedaan.
Het bestreden besluit
5. In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst worden geloofwaardig geacht. Dat geldt ook voor de discriminatie die eiser heeft ondervonden vanwege zijn Roma etniciteit. Eiser heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat hij zodanig in zijn bestaansmogelijkheden werd beperkt dat het onmogelijk voor hem was om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren. Eiser had toegang tot de arbeidsmarkt en huisvesting. Ook heeft eiser verschillende identiteitsdocumenten aangevraagd en verkregen en heeft hij meermaals legaal en probleemloos op gecontroleerde wijze het land in- en uit kunnen reizen. Verder wordt door verweerder Noord-Macedonië als een veilig land van herkomst aangemerkt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Noord-Macedonië zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Dat eiser discriminatie ervaart is daartoe onvoldoende. Eiser kan zich in zijn land van herkomst tot de autoriteiten wenden en niet is gebleken dat dit voor hem onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. Aan eiser is uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw. Er zal een BMA-onderzoek plaatsvinden.
De beroepsgronden
6. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert hiertoe het volgende aan. Eiser wordt zodanig gediscrimineerd dat hij niet op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Zo wordt hij niet in staat gesteld om normaal arbeid te verrichten onder normale werkomstandigheden. Ook heeft eiser geen toegang tot medische zorg en wordt hij niet toegelaten tot het onderwijs. Hierbij speelt, naast het gebrek aan beheersing van de Macedonische taal, ook zijn Roma etniciteit een rol. Verweerder heeft de in de zienswijze genoemde landeninformatie onjuist meegewogen bij de beoordeling. [2] Zo zou de bron waar verweerder naar verwijst niet duiden op een verbetering van de situatie van de Roma bevolking in Noord-Macedonië. Tot slot heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat Macedonië voor eiser kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst. Eiser kan namelijk geen effectieve bescherming krijgen van de autoriteiten.
7. Ter zitting is door eiser nog aangevoerd dat verweerder niet tijdig heeft herbeoordeeld of Noord-Macedonië nog een veilig land van herkomst is. Daarbij volgt uit het informatiebericht (IB) 2024/73 over
Beoordeling veilig derde land – Noord-Macedoniëal dat Noord-Macedonië niet als veilig derde land kan worden aangemerkt. Om die reden kan de afwijzingsgrond zoals deze in het bestreden besluit is neergelegd, geen stand houden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Juridisch kader
8. Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat ter beantwoording van de vraag of een vreemdeling in het land van herkomst bescherming kan krijgen, eerst door verweerder moet worden onderzocht of door de autoriteiten in het desbetreffende land in het algemeen bescherming wordt geboden. Daarbij dient verweerder informatie over de algemene situatie in een land van herkomst, in het bijzonder uit ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken en rapporten van internationale organisaties, te betrekken. Indien verweerder die vraag bevestigend heeft beantwoord, is het aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk kan zijn, dan wel bij voorbaat zinloos moet worden geacht. Indien dit laatste niet aannemelijk is gemaakt, kan het tevergeefs door hem inroepen van de bescherming nog leiden tot de conclusie dat aannemelijk is gemaakt dat de autoriteiten in het land van herkomst niet bereid of in staat zijn bescherming te bieden. Indien een land als veilig land van herkomst is aangemerkt, geldt het bovenstaande toetsingskader niet en is het aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat zijn land van herkomst in zijn specifieke omstandigheden niet als veilig aan te merken is. [3]
9. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 7 april 2021 [4] heeft overwogen, dient verweerder in ieder geval eens in de twee jaar een herbeoordeling uit te voeren om er zeker van te zijn dat derde landen nog steeds als veilig kunnen worden aangemerkt.
Veilig land van herkomst
10. Verweerder heeft ter zitting erkend dat hij niet tijdig is overgegaan tot een herbeoordeling van Noord-Macedonië zoals bedoeld in de Afdelingsjurisprudentie. De laatste herbeoordeling is namelijk gedaan op 5 juli 2023. Volgens verweerder kunnen de rechtsgevolgen van het bestreden besluit echter in stand worden gelaten. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Gelet op het nalaten van de periodieke herbeoordeling, stelt de rechtbank vast dat verweerder ten onrechte Noord-Macedonië voor eiser heeft aangemerkt als een veilig land van herkomst. Verweerder is dan ook uitgegaan van een onjuist beoordelingskader. Vanwege het verschil in het beoordelingskader aangaande de mogelijke bescherming door de autoriteiten in Noord-Macedonië, alsmede in de bewijslast die op eiser rust bij het aannemen van een veilig land van herkomst, ziet de rechtbank geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit – zoals verweerder heeft verzocht – in stand te laten. De rechtbank is van oordeel dat door verweerder onvoldoende is ingegaan op het betoog van eiser dat hij geen bescherming van de autoriteiten in Noord-Macedonië kan verkrijgen. Gelet op het geloofwaardig bevonden relaas van eiser, acht de rechtbank het bestreden besluit onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd.

Conclusie

11. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen met toepassing van artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarvoor moet verweerder in de beoordeling van eisers asielaanvraag betrekken dat Noord-Macedonië niet langer als veilig derde land kan worden aangemerkt en de voor eiser geldende geloofwaardigheidsbeoordeling [5] hanteren, waarbij wordt getoetst aan het vluchtelingschap, de door eisers gestelde vrees bij terugkeer en het reële risico op ernstige schade. Dat kan met een aanvullende motivering of met een nieuw besluit, na of gelijktijdig onder intrekking van het bestreden besluit. De rechtbank heropent daartoe het onderzoek en stelt verweerder in de gelegenheid het gebrek te herstellen binnen een termijn van zes weken na plaatsing van deze tussenuitspraak in het digitale dossier.
12. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op het herstel door verweerder. In beginsel zal de rechtbank zonder volgende zitting uitspraak doen op het beroep, ook in de situatie dat verweerder de herstelmogelijkheid ongebruikt laat.
12. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de overige beroepsgronden en over de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek;
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na plaatsing van deze uitspraak in het digitale dossier, het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze uitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan op 20 november 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Chakur, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2."De Roma floreren in Macedonië,"
3.Zie hiervoor bijvoorbeeld de uitspraak van 24 juni 2015, met het kenmerk: ECLI:NL:RVS:2015:2087.
4.Met het kenmerk ECLI:NL:RVS:2021:738.
5.Zoals bedoeld in de Werkinstructie 2024/6.