ECLI:NL:RBDHA:2025:22745

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
C/09/694133 KG RK 25-1509
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure met betrekking tot huurachterstand

Op 28 november 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van Stichting Kunst Cultuur en Educatie, vertegenwoordigd door Raad en Mulder B.V. en gemachtigde R. Riep, tegen mr. D. Jongsma, de kantonrechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek werd ingediend naar aanleiding van een procedurele beslissing van de kantonrechter om een aanhoudingsverzoek van verzoekster af te wijzen. Verzoekster stelde dat deze beslissing de kans op een eerlijk proces had geschaad, omdat een bestuurslid van verzoekster niet aanwezig kon zijn bij de zitting door persoonlijke omstandigheden. De wrakingskamer oordeelde dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek een procedurele beslissing is die geen grond voor wraking kan vormen, en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de kantonrechter. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en het proces in de hoofdzaak werd hervat in de stand ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer: 2025/68
zaak- /rekestnummer: C/09/694133 KG RK 25-1509
Beslissing van 28 november 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
Stichting Kunst Cultuur en Educatie
gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde: Raad en Mulder B.V. namens deze R. Riep
strekkende tot de wraking van
mr. D. Jongsma,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van deze procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van verzoekster, per e-mail ingediend bij de griffie op 3 oktober 2025, ontvangstbevestiging verstuurd op 4 oktober 2025;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 10 november 2025 (hierna: het verweerschrift);
- de nadere motivering op het wrakingsverzoek van 16 november 2025.
1.2
De wrakingskamer heeft de beschikking over het dossier in de hoofdzaak.
1.3
Op 17 november 2025 is het wrakingsverzoek ter zitting behandeld. De kantonrechter is met voorafgaande afmelding niet verschenen. De gemachtigde van verzoekster heeft zich op de ochtend van de zitting afgemeld en verzocht om in te kunnen bellen via een telefonische of videoverbinding. Ter zitting heeft de wrakingskamer meermaals gebeld met het door de gemachtigde van verzoekster opgegeven telefoonnummer. Dat nummer was telkens in gesprek en werd automatisch doorgeschakeld naar een voicemail met de tekst dat berichten niet werden uitgeluisterd. Uit navraag bleek dat de gemachtigde van verzoekster ook geen contact meer had opgenomen met de griffie van de wrakingskamer.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 11891744 RL EXPL 25-17446 tussen Stern Telecom Holding B.V. als eisende partij en verzoekster als gedaagde partij (hierna: de hoofdzaak). De hoofdzaak betreft een civiel kort geding waarin de eisende partij als verhuurder van een pand aan verzoekster ontruiming gevorderd heeft, vanwege huurachterstand en handelen in strijd met de bestemming van het gehuurde. De zitting in de hoofdzaak was aanvankelijk gepland op 20 oktober 2025 en is op verzoek van de gemachtigde van verzoekster uitgesteld. Met inachtneming van verhinderdata is een nieuwe zittingsdatum gepland op 4 november 2025.
2.2
Bij brief gedateerd op 1 november 2025, per e-mail verstuurd aan de griffie op 2 november 2025, is namens verzoekster nogmaals om uitstel van de zitting gevraagd. Redengevend voor dit tweede uitstelverzoek waren familieomstandigheden aan de zijde van mevrouw [naam] , bestuurslid van verzoekster, die graag bij de zitting aanwezig wilde zijn. Namens verzoekster is gesteld dat mevrouw [naam] niet aanwezig kon zijn bij de zitting vanwege de medische toestand van haar broer.
2.3
Dit verzoek is met het e-mailbericht van 3 november om 13:38 uur afgewezen. Namens verzoekster is hierop gereageerd bij e-mailbericht van 14:25 uur en is nogmaals verzocht om uitstel van de zitting. De afwijzing van dit verzoek is gehandhaafd.
2.4
De zitting van 4 november 2025 om 09:30 uur heeft doorgang gevonden buiten aanwezigheid van verzoekster of haar gemachtigde en de kantonrechter is overgegaan tot de mondelinge behandeling van het kort geding. Aan het einde van de zitting heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen op 18 november 2025.
2.5
Op 3 november 2025 om 18:52 uur is namens verzoekster per e-mail een schriftelijk wrakingsverzoek verstuurd naar de kantongriffie. De kantonrechter heeft hier pas na afloop van de zitting op 4 november 2025 kennis van genomen.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn op grond van diens aanstelling. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in het geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2
Verzoekster vindt de kantonrechter vooringenomen, omdat – kort gezegd – de kantonrechter een onjuiste of ondeugdelijk gemotiveerde beslissing heeft genomen op het tweede aanhoudingsverzoek van verzoekster. Door afwijzing van dit verzoek heeft de kantonrechter mevrouw [naam] ten onrechte de kans ontnomen om bij de zitting aanwezig te zijn. Daardoor is volgens gemachtigde geen sprake van een eerlijk proces met hoor en wederhoor. In de nadere motivering is namens verzoekster aangevoerd dat artikel 6 van het EVRM is geschonden, dat er geen juiste belangenafweging heeft plaatsgevonden, en dat er sprake is van de schijn van partijdigheid en strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en de
equality of arms.
3.3
De wrakingskamer oordeelt als volgt. Een beslissing tot afwijzing van een aanhoudingsverzoek is een procedurele beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt met zich mee dat een procedurele (tussen)beslissing en de motivering daarvan in beginsel geen grond kan vormen voor wraking. Het wrakingsinstrument is namelijk geen verkapt rechtsmiddel tegen onwelgevallige procesbeslissingen. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt daarom geen oordeel toe over de juistheid van de procedurele (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Dit uitgangspunt geldt ook als de wrakingskamer de motivering van de procedurele (tussen)beslissing onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier acht of als een motivering voor deze beslissing ontbreekt. Dit is uitsluitend anders, indien deze motivering of de afwezigheid daarvan, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven (vgl. Hoge Raad 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
3.4
Dat laatste is hier niet het geval. De kantonrechter heeft het aanhoudingsverzoek afgewezen en heeft aan die beslissing – zo blijkt uit het verweerschrift – ten grondslag gelegd dat het een tweede aanhoudingsverzoek betrof, waarbij geen verhinderdata waren opgenomen, dat er een spoedeisend belang was bij de ingestelde vordering aan de zijde van de eisende partij en dat het processuele belang van verzoekster voldoende werd gewaarborgd als haar gemachtigde namens haar verweer zou voeren. De kantonrechter heeft zich bij het maken van deze beslissing gebaseerd op het Landelijk Procesreglement kort geding rechtbanken en heeft in de beslissing ook betrokken dat verzoekster en haar gemachtigde al langere tijd op de hoogte waren van de dagvaarding en de tijd hebben gehad om het kort geding inhoudelijk te bespreken. Blijkens deze toelichting heeft de kantonrechter oog gehad voor de processuele belangen van verzoekster en die ook bij de beslissing op het verzoek betrokken. Dat die beslissing – na weging van alle betrokken belangen – een afwijzing van het aanhoudingsverzoek behelst, maakt niet dat daarmee sprake is van vooringenomenheid.
3.5
Gesteld noch gebleken is dat de rechter nog voor de zitting kennis heeft genomen van het ruim na het sluiten van de griffie per email ingediende wrakingsverzoek. Dat dit bericht de rechter niet heeft bereikt voor de mondelinge behandeling van de hoofdzaak is weliswaar ongelukkig, maar dient gelet op het tijdstip van indienen, voor eigen rekening en risico van verzoekster te komen. In het voorgaande kan geen vooringenomenheid van de rechter worden gevonden.
3.6
Het verzoek tot wraking wordt dan ook afgewezen.
3.7
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat het gevolg van de afwijzing van het wrakingsverzoek is dat het proces in de hoofdzaak hervat wordt in de stand ten tijde van het indienen van het verzoek. Strikt genomen is dat het moment voorafgaand aan de mondelinge behandeling. Het is aan de kantonrechter, en niet aan de wrakingskamer, om te bepalen wat hiervan de gevolgen zijn voor de te volgen procedure en of dit tot gevolg heeft dat de mondelinge behandeling opnieuw moet. Het verzoek tot aanhouding van de zitting was namelijk reeds meerdere malen gemotiveerd verworpen door de rechter.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M. Kramer, E.A.W. Schippers en J. Snoeijer, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J.J. Roks, en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.