ECLI:NL:RBDHA:2025:22758

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
09/174625-25, 09/142125-25 en 09/151355-25 (ttz. gev)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van tijdelijk huisverbod en mishandeling; veroordeling voor poging tot ontploffing, bedreiging en zware mishandeling met ontslag van rechtsvervolging i.v.m. ontoerekeningsvatbaarheid

Op 2 december 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, bedreiging en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 juni 2025 in Noordwijk de gaskranen in zijn woning had opengedraaid, wat gemeen gevaar voor de omliggende woningen en levensgevaar voor omwonenden met zich meebracht. De verdachte heeft ook bedreigingen geuit richting politieambtenaren en zijn echtgenote, waarbij hij een mes ter hand nam. Tijdens de zittingen is de verdachte bijgestaan door zijn raadsvrouw, die vrijspraak heeft bepleit voor de meeste tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, als gevolg van een bipolaire stoornis en problematisch alcoholgebruik. Hierdoor heeft de rechtbank de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd, om de veiligheid van anderen te waarborgen. De rechtbank heeft de voorwaarden voor de terbeschikkingstelling dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het hoge recidiverisico.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/174625-25, 09/142125-25 en 09/151355-25 (ttz. gev)
Datum uitspraak: 2 december 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1971,
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 16 september 2025 (pro forma) en 18 november 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Stolk en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.N. de Jager naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen met bovengenoemde parketnummers. De tekst van de tenlasteleggingen is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht. De dagvaarding met parketnummer 09/174625-25 zal hierna als dagvaarding I worden aangeduid, de dagvaarding met parketnummer 09/142125-25 als dagvaarding II en de dagvaarding met parketnummer 09/151355-25 als dagvaarding III.
Kort gezegd is aan de verdachte op dagvaarding I ten laste gelegd: poging een ontploffing teweeg te brengen en/of poging brandstichting, beide met gevaar voor goederen en personen (1), bedreiging van zijn familieleden en politieambtenaren (2) en overtreding van een tijdelijk huisverbod (3); bij dagvaarding II is aan de verdachte ten laste gelegd: bedreiging (1) en mishandeling (2) van zijn echtgenote en tot slot bij dagvaarding III: mishandeling van een medewerker van de Albert Heijn.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder dagvaarding III tenlastegelegde en bewezenverklaring van het bij dagvaarding I onder 1, 2 en 3, alsmede het bij dagvaarding II onder 1 en 2 tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het bij dagvaarding I onder 1 en 3, het bij dagvaarding II onder 1 en 2, alsmede het bij dagvaarding III tenlastegelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 2 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Vrijspraak
3.3.1.
Het bij dagvaarding I onder 3 tenlastegelegde
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat aan de verdachte bij beschikking van 10 mei 2025 een tijdelijk huisverbod is opgelegd. Dit huisverbod is bij beschikking van 19 mei 2025 verlengd met een aansluitende periode van achttien dagen tot 7 juni 2025. In deze periode mocht de verdachte zijn woning niet betreden, noch daarin aanwezig zijn of zich daarbij ophouden. Ook mocht hij geen contact hebben met zijn echtgenote en thuiswonende zoon.
Hoewel de rechtbank kan vaststellen dat de verdachte in strijd met voornoemd huisverbod aanwezig was in de woning op 6 juni 2025, kan zij niet uitsluiten dat de verdachte, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, zich in de einddatum heeft vergist omdat hij dacht dat het huisverbod tot 6 juni 2025 duurde. Hierdoor kan de rechtbank niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte het tijdelijk huisverbod opzettelijk heeft overtreden.
De rechtbank is met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 3 ten laste gelegde feit dan ook van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen.
3.3.2.
Het bij dagvaarding III tenlastegelegde
Ten aanzien de het bij dagvaarding III ten laste gelegde mishandeling van een medewerker van Albert Heijn, is de rechtbank, met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de in het dossier aanwezige videobeelden geen blijk geven van een als mishandeling te kwalificeren gedraging van de verdachte. Gelet hierop is de rechtbank met betrekking tot het bij dagvaarding III ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen in
bijlage IIbij dit vonnis.
3.5.
Bewijsoverwegingen
3.5.1.
Het bij dagvaarding I onder 1 tenlastegelegde
Opzet
De raadsvrouw heeft namens de verdachte aangevoerd dat er ten aanzien van dit feit geen sprake was van voorwaardelijk opzet, omdat niet is komen vast te staan dat er door het handelen van de verdachte sprake is geweest van een zodanige gasophoping dat een aanmerkelijke kans op gevaar voor een explosie heeft (kunnen) bestaan.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de politieagenten die ter plaatse gingen, bij aankomst bij de voordeur van het appartement van de verdachte een sterke gaslucht roken en een sissend geluid hoorden, kenmerkend voor openstaande gaskranen. Die (vier) gaskranen van het gasstel in de keuken bleken later ook daadwerkelijk opengedraaid te staan. Bij de arrestatie van de verdachte, zo’n anderhalf uur later, op het balkon aan de achterzijde van de woning werd ook een sterke gaslucht waargenomen. Gelet op het feit dat de gaslucht zowel door verbalisanten aan de voordeur als op het balkon aan de achterzijde is geroken, wat de conclusie rechtvaardigt dat het gas door de gehele woning was verspreid, en gelet op het tijdsverloop sinds het eerste moment dat werd waargenomen dat de verdachte vermoedelijk de gaskranen van het gasstel had opengezet, moet de gasophoping in de woning zodanig zijn geweest dat deze op enig moment daadwerkelijk ontploffingsgevaar kan hebben opgeleverd. Naar het oordeel van de rechtbank was onder de gegeven omstandigheden sprake van een naar algemene ervaringsregels voorzienbaar gevaar op een ontploffing.
Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte diverse toespelingen heeft gemaakt over het opendraaien van de gaskranen dan wel deze op enig moment te hebben open gedraaid. Een verbalisant hoorde namelijk dat de verdachte zei dat dat de gaskraan open stond en dat zij binnen vijf minuten geregeld moesten hebben dat zijn vrouw en zoons bij de woning moesten zijn, omdat het anders slecht zou aflopen. Ook dreigde de verdachte met de woorden: “if you come here then pfoef” in de richting van de verbalisanten. Bovendien volgt uit de bewijsmiddelen dat – zo bleek later – de verdachte de gaskranen in zijn woning daadwerkelijk volledig open heeft gedraaid en dat hij zelfs meermaals een aansteker liet ontbranden op het balkon van de woning terwijl hij daarbij grijnsde. Hieruit volgt dat de verdachte open vuur in aanraking heeft willen brengen met het in de woning aanwezige gas.
Gelet op het voormelde is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat onder de gegeven omstandigheden bij de verdachte sprake was van opzet op het teweegbrengen van een explosie.
Causaliteit
Verder heeft de raadsvrouw zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de voor een veroordeling vereiste causaliteit ontbreekt, nu er mogelijk een andere oorzaak voor het ruiken van gas en het horen van een sissend geluid was. In dit verband heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het bedrijf Liander een lekkage bij de aansluiting van het gasfornuis heeft geconstateerd.
Zoals reeds overwogen, verklaarde de verdachte dat hij van plan was de gaskranen open te draaien en later ook dat hij dat had gedaan. Dit bleek ook te kloppen toen de verbalisanten de opengedraaide gaskranen in de woning aantroffen. Dat het bedrijf Liander nadien een lekkage bij de aansluiting van het gasfornuis heeft geconstateerd, maakt deze vaststellingen niet anders. Daar komt bij dat de echtgenote van de verdachte heeft verklaard dat zij geen gas heeft geroken toen zij de woning verliet. Als een reeds bestaande lekkage de oorzaak van de gaslucht is geweest, dan had de echtgenote die gaslucht ook al eerder moeten hebben opgemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank dient de geconstateerde lekkage als mogelijke alternatieve oorzaak voor de aanwezigheid van gas in de woning en de oorzaak van het waargenomen sissende geluid op grond van het voorgaande dan ook als hoogst onwaarschijnlijk terzijde te worden geschoven.
Gevaarzetting
Ten aanzien van de voor een bewezenverklaring vereiste gevaarzettende aard van het handelen van de verdachte, overweegt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat de ophoping van gas in een woning bij ontbranding eenvoudig tot brand of een ontploffing kan leiden. Zoals overwogen heeft de verdachte de gaskranen in zijn woning open gedraaid, heeft het gas zich door de woning verspreid en liet hij daarnaast meermaals een aansteker ontbranden. Door op dergelijke wijze te handelen is naar het oordeel van de rechtbank niet alleen gemeen gevaar voor de omliggende woningen te duchten geweest, maar ook levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de omwonenden.
Aan de verdachte is ook ten laste gelegd dat dit gevaar ook te duchten was voor zijn gezinsleden. Echter, de rechtbank ziet in het strafdossier onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat zijn gezinsleden in de nabijheid van de verdachte zijn geweest op het moment dat hij de aansteker liet ontbranden. De rechtbank zal de verdachte in zoverre vrijspreken.
Ook ziet de rechtbank op basis van het dossier onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de verdachte opzettelijk alcohol althans een (andere) brandbare stof in de woning heeft klaargezet ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf. De verdachte heeft over die fles alcohol bij de raadkamer gevangenhouding verklaard dat deze fles van zijn partner was en uit de verklaring van de echtgenote van de verdachte volgt dat zij inderdaad beschikte over meerdere van die flessen, waarvan er wellicht één of twee buiten op het balkon hebben gestaan. De rechtbank zal de verdachte ook op dit onderdeel vrijspreken.
Conclusie ten aanzien van het bij dagvaarding I onder 1 tenlastegelegde
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het bij dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde feit, met uitzondering van gevaar voor de genoemde gezinsleden en de fles alcohol dan wel andere brandbare stof als middel voor brandstichting, wettig en overtuigend bewezen.
3.5.2.
Het bij dagvaarding I onder 2 tenlastegelegde
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte meerdere politieambtenaren heeft bedreigd met brandstichting door de gaskranen in zijn woning open te zetten. Daarnaast heeft hij voornoemde agenten bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling door messen aan zijn polsen te binden. Gedurende dit incident heeft de verdachte zich bovendien verbaal dreigend geuit richting de politie.
Evenwel acht de rechtbank onvoldoende bewijs in het strafdossier aanwezig om aan te nemen dat de bedreiging door het opendraaien van de gaskranen eveneens gericht was jegens de gezinsleden van de verdachte.
3.5.3.
Het bij dagvaarding II onder 1 tenlastegelegde
Volgens de raadsvrouw zou uit de eerste verklaringen van de echtgenote, de zoon en een getuige niet volgen dat de verdachte opzettelijk dreigend het mes ter hand heeft genomen. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat uit de genoemde bewijsmiddelen volgt dat er sprake was van een gewelddadige confrontatie tussen de verdachte en zijn echtgenote, waarbij de verdachte de agressor was. De zoon van de verdachte heeft verklaard dat de verdachte het mes overduidelijk vasthad om zijn moeder te bedreigen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voormelde dat de context waarin de verdachte een mes vasthad, dreigend van aard was. Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij een mes in zijn hand had om broodjes te smeren, niet aannemelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het bij dagvaarding II onder 1 tenlastegelegde ten aanzien van bedreiging met zware mishandeling wettig en overtuigend worden bewezen. De rechtbank heeft in het dossier geen aanknopingspunten gevonden om te oordelen dat de verdachte zijn echtgenote specifiek heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
3.5.4.
Het bij dagvaarding II onder 2 tenlastegelegde
De rechtbank stelt op basis van de genoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte heeft bekend dat hij zijn echtgenote bij haar haren heeft vastgepakt. Daarnaast heeft hij erkend dat het duwen tegen het lichaam van zijn echtgenote gebeurd zou kunnen zijn. Uit de verklaring van één van de ter plaatse gekomen verbalisanten volgt bovendien dat er een schaafwond op de linkerarm van de echtgenote van de verdachte werd waargenomen die overeenkomt met de verklaring van de echtgenote dat zij door de duw met haar linkerarm tegen de muur aankwam en haar arm schaafde.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake was van een vrije gedragskeuze bij de verdachte op het moment van het tenlastegelegde feit. Volgens de raadsvrouw zou een geslaagd beroep op ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte, gelet op de ingeblikte wederrechtelijkheid bij het delict ‘mishandeling’, tot vrijspraak moeten leiden.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank oordeel dat een geslaagd beroep op ontoerekeningsvatbaarheid ex artikel 39 Sr niet tot vrijspraak van het tenlastegelegde kan leiden. De rechtbank overweegt dat de Hoge Raad in 2021 weliswaar heeft verduidelijkt dat ‘wederrechtelijkheid’ een bestanddeel van het delict ‘mishandeling’ vormt [1] , maar ‘ontoerekeningsvatbaarheid’ betreft een wettelijke schulduitsluitingsgrond en geen rechtvaardigingsgrond. Een geslaagd beroep op deze schulduitsluitingsgrond ontneemt dan ook niet de wederrechtelijkheid van een gedraging, waardoor dit niet tot vrijspraak kan leiden.
Gelet hierop verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsvrouw en acht zij het bij dagvaarding II onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de bij dagvaarding I (met parketnummer 09/174625-25) onder 1 en 2 en de bij dagvaarding II (met parketnummer 09/142125-25) onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
ten aanzien van het bij dagvaarding I onder 1 tenlastegelegde;hij op 6 juni 2025 te Noordwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de omliggende woningen,
en- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten omwonenden te duchten was alle gaskranen in de woning heeft opengedraaid terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van het bij dagvaarding I onder 2 tenlastegelegde;
hij op 6 juni 2025 te Noordwijk, één of meerdere politieambtenaren heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling door messen aan zijn polsen te binden en de gaskranen in het huis open te draaien en hierbij de woorden toe te voegen "kom maar, kom maar naar boven" en "vechten met de politie" en "If you come here then pfoef";
ten aanzien van het bij dagvaarding II onder 1 tenlastegelegde;
hij op 10 mei 2025 te Noordwijk, [naam 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door tijdens een ruzie met die [naam 1] een mes te pakken en met dat mes rond te lopen;
ten aanzien van het bij dagvaarding II onder 2 tenlastegelegde;
hij op of omstreeks 10 mei 2025 te Noordwijk, zijn echtgenote, [naam 1] , heeft mishandeld door die [naam 1]
- bij de haren vast te pakken en
- tegen het lichaam te duwen, tengevolge waarvan zij haar arm tegen de muur schaafde.
Voor zover in de tenlasteleggingen type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaringen verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte, gelet op de conclusies van de psycholoog en de psychiater, volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard. Volgens de officier van justitie gelden deze conclusies van deze deskundigen ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten, nu overeenkomsten in de wijze van handelen van de verdachte bij alle ten laste gelegde feiten aanleiding geven om te vermoeden dat ook de niet in het onderzoek meegenomen feiten hebben plaatsgevonden terwijl er bij de verdachte geen sprake was van vrije wilsvorming.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ook op het standpunt gesteld dat de verdachte, gelet op de rapportages van de deskundigen, volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard en zij heeft verzocht om de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Over de verdachte zijn in het kader van een Pro Justitia-onderzoek de volgende rapporten opgemaakt:
- een rapport van 30 september 2025, opgemaakt door drs. G.J.W. Pol, BIG-geregistreerd GZ-psycholoog (hierna: de psycholoog);
- een rapport van 19 september 2025, opgemaakt door dr. O.M. Guddat, NRGD-geregistreerd psychiater (hierna: de psychiater).
Het rapport, opgemaakt door de psycholoog, houdt onder meer het volgende in. Bij de verdachte is sprake van zowel een bipolaire-I-stoornis als een stoornis in het gebruik van alcohol. Volgens de psycholoog waren deze psychische stoornissen ook ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig en hebben deze zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed. De psycholoog acht het aannemelijk dat de verdachte voorafgaand aan en ten tijde van het tenlastegelegde floride manisch was en dat deze manie ook psychotische kenmerken droeg. In deze manisch-psychotisch ontregelde toestand is hij tot het tenlastegelegde gekomen. Daarnaast wordt door de psycholoog aannemelijk geacht dat het alcoholgebruik van de verdachte heeft geleid tot een exacerbatie van de manie en mede heeft geleid tot de getoonde agressie. De psycholoog adviseert, gelet op het voorgaande, om het ten laste gelegde in het geheel niet aan de verdachte toe te rekenen.
Uit het rapport van de psychiater blijkt in grote lijnen hetzelfde als uit het rapport van de psycholoog. Zo concludeert de psychiater dat bij de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van een manisch-psychotische ontregeling in het kader van een bipolaire-I-stoornis. Volgens de psychiater bestaat er een sterk vermoeden van problematisch alcoholgebruik dat luxerend en/of verergerend werkt. Het voorgaande heeft de realiteitstoetsing, het beoordelingsvermogen en de gedragssturing van de verdachte diepgaand verstoord. Ook de psychiater adviseert om het ten laste gelegde niet aan de verdachte toe te rekenen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn voornoemde rapporten deugdelijk onderbouwd. De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van voornoemde deskundigen dan ook over en maakt die tot de hare. De rechtbank is, op basis van deze conclusies en adviezen, van oordeel dat het dossier voldoende aanknopingspunten biedt om de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren op het moment van de onder dagvaarding I ten laste gelegde feiten.
De rechtbank stelt daarbij vast dat de deskundigen bij het door hen verrichte onderzoek zijn uitgegaan van de feiten die aan de verdachte onder dagvaarding I ten laste zijn gelegd. Gelet op de feiten en omstandigheden zoals die volgen uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, ziet de rechtbank – met de officier van justitie en de verdediging – aanleiding om de verdachte eveneens voor de niet in het onderzoek meegenomen en bewezen verklaarde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren, nu deze binnen het tijdsbestek van een maand zijn begaan en naar het oordeel van de rechtbank onder vergelijkbare omstandigheden van psychische decompensatie zijn gepleegd.
De rechtbank acht de verdachte ten aanzien van alle bewezen verklaarde feiten niet strafbaar en zal hem ten aanzien van alle bewezenverklaarde feiten ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.De oplegging van maatregelen

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna ook: tbs-maatregel) met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met de aanvulling dat de geadviseerde voorwaarde van een reisverbod naar het buitenland zodanig wordt geformuleerd dat de verdachte met uitdrukkelijke toestemming van de reclassering naar het buitenland kan reizen. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht om de te stellen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Verder heeft de officier van justitie verzocht om aan de verdachte een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht om aan de verdachte een straf op te leggen gelijk aan de tijd die hij reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met het gebruik van geweld tijdens de aanhouding, waardoor de verdachte aanzienlijk letsel heeft opgelopen.
Verder heeft zij verzocht om aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen en daarbij de geadviseerde voorwaarde inhoudende een reisverbod zodanig aan te passen dat dit geen absoluut verbod betreft.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Omdat de verdachte niet strafbaar is, kan aan hem geen straf worden opgelegd. De rechtbank dient te onderzoeken of aan de verdachte een maatregel moet worden opgelegd. Bij de beoordeling hiervan houdt de rechtbank in zeer sterke mate rekening met de rapportages die door de deskundige psychiater en psycholoog zijn opgesteld (en hiervoor al werden aangehaald). Uit deze rapportages volgt dat de stoornis(sen) waaraan de verdachte leed ten tijde van het bewezen verklaarde voor een manisch-psychotische ontregeling hebben gezorgd, waardoor de hem verweten gedragingen in het geheel niet aan hem toe te rekenen zijn.
Advies psycholoog en psychiater
De psycholoog concludeert dat de kans op herhaling van agressief of anderszins grensoverschrijdend delictgedrag moet worden ingeschat als matig tot hoog. De behandeling waartoe de psycholoog adviseert, lijkt slechts haalbaar wanneer deze plaatsvindt binnen een gedwongen kader. Gelet hierop adviseert de psycholoog om de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
De psychiater concludeert dat zonder strikte behandeling, medicatietrouw en toezicht het recidiverisico moet worden ingeschat op hoog. Een verplicht kader is volgens de psychiater noodzakelijk, aangezien vrijwillige zorg in ontregelde fasen onvoldoende gebleken is. Ambulante behandeling is op dit moment geïndiceerd en dient intensief en strak gemonitord te worden. Bij signalen van dreigende ontregeling moet echter zonder uitstel tot klinische opname kunnen worden overgegaan, omdat dit de kans op stabilisatie vergroot en voorkomt dat betrokkene door toenemende manische of psychotische symptomen onbereikbaar wordt voor behandeling. De psychiater adviseert eveneens tot terbeschikkingstelling met voorwaarden. Deze maatregel wordt proportioneel, noodzakelijk en het meest effectief geacht om de behandeling duurzaam te waarborgen en de veiligheid van de samenleving op een aanvaardbaar niveau te houden, met als aanvullende waarborg de mogelijkheid tot omzetting naar dwangverpleging bij het niet naleven van de te stellen voorwaarden.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een advies van GGZ Fivoor (hierna: de reclassering) over de verdachte van 24 oktober 2025, waaruit volgt dat de reclassering bij veroordeling van de verdachte adviseert om aan hem op te leggen de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden in combinatie met de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, om zo de hoge kans op recidive, gevaar en onttrekking aan voorwaarden te verkleinen.
De reclassering acht naast de algemene voorwaarde diverse bijzondere voorwaarden passend in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden, te weten meewerken aan reclasseringstoezicht (inhoudende diverse voorwaarden), opname in een zorginstelling, het meewerken aan een time-out, aansluitend aan klinische opname verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, ambulante behandeling met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, een middelenverbod met controle, het inzetten voor een dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en een reisverbod. Ook adviseert de reclassering de voorwaarden en het daarop te houden toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Houding van de verdachte ten aanzien van een tbs-maatregel met voorwaarden
De rechtbank heeft tot slot in haar beslissing meegenomen dat de verdachte zowel tegenover de deskundigen als tegenover de rechtbank te kennen heeft gegeven zich te kunnen vinden in het advies aangaande terbeschikkingstelling met voorwaarden. De rechtbank heeft de voorwaarden die de reclassering adviseert, ter terechtzitting met de verdachte besproken. De verdachte heeft bevestigd dat hij zich aan die voorwaarden wil houden.
Maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen alsmede de algemene veiligheid van personen en goederen eist, dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd. Aan de verdachte moeten voorwaarden betreffende zijn gedrag worden gesteld. Aan de tbs-maatregel zal de rechtbank ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de voorwaarden verbinden die de reclassering heeft geadviseerd, met aanpassing van het reisverbod zoals door de officier van justitie en de verdediging bepleit. De verdachte heeft zich bereid verklaard deze voorwaarden na te leven.
De rechtbank heeft daarbij vastgesteld dat aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de tbs-maatregel is voldaan: bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten (een) ziekelijke stoornis(sen) van de geestvermogens. Daarnaast is de door de verdachte begane poging tot het teweegbrengen van een ontploffing een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Tbs bij omzetting niet gemaximeerd
De tbs-maatregel zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen, omdat bewezen is verklaard dat het ontploffingsgevaar gemeen gevaar voor personen opleverde. Daarom kan de tbs-maatregel, indien later alsnog wordt beslist dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, daarna op grond van artikel 38e lid 1 Sr langer duren dan vier jaren. Met andere woorden: de duur van de tbs is dan dus ongemaximeerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen.
Gelet op het hoge recidiverisico dat door de reclassering en de deskundigen is vastgesteld indien de verdachte niet wordt behandeld voor zijn psychiatrische stoornissen, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hiervoor genoemde terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z lid 1 Wetboek van Strafrecht (Sr) is voldaan. De rechtbank gelast immers de terbeschikkingstelling van de verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen alsmede de algemene veiligheid van personen of goederen. De rechtbank zal daarom de maatregel opleggen.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank heeft bij separate beslissing de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst met ingang van 19 november 2025, met oplegging van gelijkluidende voorwaarden als hierna aan de terbeschikkingstelling worden gesteld.
Die schorsing onder gelijkluidende voorwaarden houdt verband met de bij het onderhavige vonnis tevens op te leggen dadelijke uitvoerbare tbs-maatregel met voorwaarden. Zou de verdachte de in dat kader te stellen voorwaarden niet naleven, terwijl dit vonnis nog niet onherroepelijk is, dan bestaat de mogelijkheid om de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen. Op die manier worden de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen gewaarborgd. De rechtbank verwijst hiertoe naar het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1729, r.o. 6.5.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen 38, 38a, 38e, 38z, 45, 57, 157, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I (met parketnummer 09/174625-25) onder 3 en de bij dagvaarding III (met parketnummer 09/151355-25) ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I (met parketnummer 09/174625-25) onder 1 en 2 en de bij dagvaarding II (met parketnummer 09/142125-25) onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 op dagvaarding I (parketnummer 09/174625-25):
poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
ten aanzien van feit 2 op dagvaarding I (parketnummer 09/174625-25):
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling;
ten aanzien van feit 1 op dagvaarding II (parketnummer 09-142125-25):
bedreiging met zware mishandeling;
ten aanzien van feit 2 op dagvaarding II (parketnummer 09-142125-25):
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot;
verklaart de verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde;
ontslaat de verdachte ter zake van alle rechtsvervolging;
ten aanzien van feit 1 op dagvaarding I (parketnummer 09/174625-25);
gelast de terbeschikkingstelling van de verdachte;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
dat de terbeschikkinggestelde:
1. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
2. geen strafbare feiten zal plegen;
3. zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de terbeschikkinggestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
4. ervoor zorgt dat hij te allen tijde bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
5. meewerkt aan huisbezoeken;
6. de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
7. de reclassering bekend maakt met hulpverleners/hulpverleningsinstanties die contact met hem hebben als dat van belang is voor het toezicht en de reclassering toestemming verleent om deze hulpverleners/hulpverleningsinstanties te raadplegen;
8. zich meldt bij de GGZ Reclassering Fivoor aan de Perzikweg 1, 2321 DG te Leiden) en zich daarna gedurende de terbeschikkingstelling op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
9. zich gedurende de terbeschikkingstelling, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, laat opnemen in een Forensische kliniek, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de terbeschikkinggestelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van deze instelling worden gegeven. Het innemen van medicijnen en controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg en begeleid wonen nodig vindt, werkt de terbeschikkinggestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
10. zich zal laten opnemen in een Forensisch Psychiatrische Kliniek, althans een soortgelijke instelling, voor een ‘time-out’, indien de reclassering dat noodzakelijk acht en de terbeschikkinggestelde daarmee instemt, voor de duur van maximaal zeven weken en met de mogelijkheid van verlenging met nogmaals maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt;
11. aansluitend aan zijn klinische opname zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld. Het verblijf duurt zo lang de reclassering en zorginstelling dat nodig achten;
12. zich gedurende de terbeschikkingstelling onder behandeling stelt van een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen. De behandeling duurt zo lang de reclassering dat in overleg met de zorginstelling noodzakelijk acht en de terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien daartoe aanleiding is, zoals bij een terugval in middelengebruik of in geval van ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de terbeschikkinggestelde zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt.
13. gedurende de terbeschikkingstelling geen drugs en alcohol zal gebruiken. De terbeschikkinggestelde is verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan een adem- en/of urineonderzoek, zolang en zo vaak als de reclassering dit noodzakelijk acht;
14. gedurende de terbeschikkingstelling zet de terbeschikkinggestelde zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt hij zich aan de voorwaarden en regels die hem gesteld worden;
15. gedurende de terbeschikkingstelling geeft de terbeschikkinggestelde inzage in zijn financiën en werkt hij mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen. Desgewenst werkt hij mee aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of beschermingsbewind;
16. zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland zal begeven, tenzij hij daaraan voorafgegane nadrukkelijke toestemming van de reclassering heeft gekregen;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
dadelijke uitvoerbaarheid;
beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr;
legt aan verdachte op de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.L. Harmsen, voorzitter,
mr. J.L.E. Bakels, rechter,
mr. A.J. Nederhoed, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.D. Jongen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 december 2025.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Ten aanzien van dagvaarding I met parketnummer 09/174625-25:
1
hij op of omstreeks 6 juni 2025 te Noordwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor een of meer goederen, te weten de omliggende woningen, ander goed dan waaraan brand is gesticht
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of omwonenden te duchten was alle gaskranen in de woning heeft opengedraaid en/of alcohol althans een brandbare stofin de woning heeft klaar gezet terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 6 juni 2025 te Noordwijk, althans in Nederland [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of één of meerdere politieambtenaren heeft bedreigd met brandstichting en/of enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door messen aan zijn polsen te binden en/of de gaskranen in het huis open te draaien en/of hierbij de woorden toe te voegen
"kom maar, kom maar naar boven" en/of "vechten met de politie" en/of "If you come here then pfoef", in elk geval woorden en/of gedragingen van gelijke bedreigende aard en/of strekking;
3
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op of omstreeks 6 juni 2025 te Noordwijk in strijd met dat huisverbod de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan [adres] , heeft betreden en/of zich in en/of in nabijheid van die woning heeft opgehouden en/of contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen
Ten aanzien van dagvaarding II met parketnummer 09/142125-25:
1
hij op of omstreeks 10 mei 2025 te Noordwijk, [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door tijdens een ruzie met die [naam 1] een mes te pakken en/of met dat mes rond te lopen;
2
hij op of omstreeks 10 mei 2025 te Noordwijk, zijn echtgenote, [naam 1] , heeft mishandeld door die [naam 1]
- bij de haren vast te pakken en/of
- tegen het lichaam te duwen, tengevolge waarvan zij haar arm tegen de muur schaafde;
Ten aanzien van dagvaarding III met parketnummer 09/151355-25:
hij op of omstreeks 17 mei 2025 te Oegstgeest [naam 4] heeft mishandeld door hem in/tegen diens buik te stompen en/of slaan.

Voetnoten

1.HR 28 september 2021, NJ 2021/371, ECLI:NL:HR:2021:1280.