Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
28 september 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van mishandeling, omdat hij op 8 december 2017 een ander met gebalde vuist tegen het gezicht had geslagen. De verdediging voerde aan dat er sprake was van noodweer en verzocht om de aangever en een getuige te horen. Het hof wees dit verzoek af, omdat volgens hen de noodzaak om deze getuigen te horen niet was aangetoond. De Hoge Raad oordeelde echter dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom het verzoek tot het horen van de getuigen werd afgewezen. De Hoge Raad herhaalde dat het recht op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd door artikel 6 van het EVRM, ook inhoudt dat de verdediging de mogelijkheid moet hebben om getuigen te ondervragen die belastende verklaringen hebben afgelegd. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van het ondervragingsrecht en de noodzaak om getuigen te horen in situaties waarin hun verklaringen cruciaal zijn voor de beoordeling van de zaak.