ECLI:NL:RBDHA:2025:22987

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
NL25.56706
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een Algerijnse asielzoeker met psychische problemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van een Algerijnse eiser tegen de voortduren van de maatregel van bewaring. De maatregel was opgelegd op 4 september 2025 op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was, maar moest nu beoordelen of het voortduren daarvan nog steeds gerechtvaardigd was, gezien de psychische en fysieke klachten van eiser. Eiser heeft aangevoerd dat hij lijdt aan ernstige psychische aandoeningen en dat zijn detentie onevenredig bezwarend is. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er voldoende medische zorg beschikbaar is in het detentiecentrum en dat de psychische gesteldheid van eiser al eerder was beoordeeld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.56706

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. M.I. Vennik),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 4 september 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft desgevraagd een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 26 november 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1999.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 20 oktober 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 20 oktober 2025, rechtmatig was. [2] Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds 20 oktober 2025.
4. Eiser voert aan dat hij erg ziek is en lijdt aan meerdere fysieke en psychische aandoeningen. Eiser lijdt aan slapeloosheid, pijn aan zijn been, neusbloedingen en ernstige psychische klachten, zoals hallucinaties. Ook is eiser suïcidaal. Bovendien heeft eiser een operatie aan zijn onderkaak ondergaan. Eiser verwijst hierbij naar zijn medisch dossier. Eiser mist bij de verslaglegging van de regievoerder het inzicht dat het hier gaat om iemand met zware psychische dan wel psychiatrische problematiek. Verweerder heeft jegens eiser een zorgplicht. Dit brengt met zich mee dat tussen de verschillende diensten van verweerder wordt samengewerkt en dat zo nodig informatie wordt gedeeld over het welbevinden van eiser om te voorkomen dat eiser in bewaring wordt gehouden, terwijl dit onevenredig bezwarend en mogelijk ook schadelijk voor zijn gezondheid is. Eiser heeft zijn detentie sinds zijn inbewaringstelling tot op heden voornamelijk in de OBS [3] doorgebracht. Daargelaten of daar een goede reden voor was, is dit geen humane wijze van tenuitvoerlegging. Eiser verwijst naar een uitspraak van de Afdeling van 7 februari 2022 en stelt dat er op verweerder een zelfstandig onderzoeksplicht rust om te beoordelen of de voortzetting nog evenredig is. Dit is voor eiser niet het geval. Volgens eiser is de voortduring van de bewaring gelet hierop onevenredig bezwarend. Een aanstaande plaatsing in Veldzicht doet hier niet aan af. Eiser stelt verder dat de bewaringsrechter moet controleren of het terugkeerbesluit dat aan een bewaringsmaatregel ten grondslag ligt kan worden uitgevoerd. Uit de M-120 blijkt niet van een geactualiseerde beoordeling van het refoulementrisico. Een dergelijke beoordeling is wel noodzakelijk. Eiser verwijst naar het arrest Ararat van het Hof [4] van 17 oktober 2024 [5] en de uitspraak van zittingsplaats Roermond van 3 september 2025. [6]
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is. De rechtbank stelt voorop dat de psychische gesteldheid van eiser al is betrokken bij de uitspraak van 20 oktober 2025. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het langer voortduren van de maatregel van bewaring kan maken dat de bewaring voor eiser zwaarder wordt, maakt dit niet dat op dit moment volstaan moet worden met een lichter middel. Daarbij is van belang dat de medische voorzieningen in het detentiecentrum vergelijkbaar worden verondersteld met de medische zorg in de vrije maatschappij. Gelet op de gedragingen van eiser en hetgeen bij de regievoerder bekend is, is de rechtbank samen met verweerder van oordeel dat uit de overplaatsing naar Veldzicht op 20 november 2025 blijkt dat er voldoende aandacht is voor het medisch welbevinden van eiser. Ook uit het door eiser overgelegde medisch dossier
volgt dat eiser, na de laatste uitspraak van de rechtbank van 20 oktober 2025, regelmatig is gezien door de medische dienst en dat hij gedurende het verblijf in de OBS iedere dag ook wordt gezien. Niet is gebleken dat de medische voorzieningen in het detentiecentrum ontoereikend zijn en dat de inbewaringstelling voor eiser onredelijk bezwarend is. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Een beroep op het arrest Ararat en de uitspraak van zittingsplaats Roermond slaagt evenmin. Uit het vertrekgesprek van 11 november 2025 blijkt dat de regievoerder heeft aangegeven dat het eiser vrij staat om een asielaanvraag in te dienen. Op het moment van het sluiten van het onderzoek is niet gebleken dat eiser een asielaanvraag heeft ingediend. Daarnaast blijkt uit het verweerschrift dat eiser op 26 november 2025 bij de regievoerder heeft aangegeven dat hij zo spoedig mogelijk wenst terug te keren naar Algerije. Dit blijkt ook uit de bewaringsgehoor van 4 september 2025. Uit deze omstandigheden en het feit dat eiser tijdens zijn bewaringsgehoor heeft verklaard geen problemen te hebben met de Algerijnse autoriteiten, volgt dat verweerder voldoende onderzoek heeft gedaan naar een mogelijk risico op refoulement bij terugkeer naar Algerije.
7. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 2 december 2025 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
3.Isoleercel met cameratoezicht.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie.
5.HvJEU 17 oktober 2024, ECLI:EU:C:2024:892.