ECLI:NL:RBDHA:2025:23033

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
NL25.51169
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hersteluitspraak inzake asielaanvraag en beslistermijnen

Deze uitspraak betreft het beroep van eiser tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat de minister niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van 17 november 2023. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld. De minister verklaarde de asielaanvraag op 26 maart 2024 niet-ontvankelijk. Eiser heeft op 3 oktober 2025 de minister verzocht om binnen twee weken te beslissen, maar de minister heeft dit verzoek genegeerd. De rechtbank constateert dat de beslistermijn is verstreken en dat er geen aanleiding is om de minister te dwingen een besluit te nemen, aangezien er al een besluit was genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is, maar het beroep zelf is kennelijk gegrond. De rechtbank legt de minister een nieuwe beslistermijn van acht weken op, te rekenen vanaf de bekendmaking van deze uitspraak. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. De proceskosten van eiser worden vastgesteld op € 453,50. Deze uitspraak is een hersteluitspraak, omdat de rechtbank in de eerdere uitspraak niet had opgemerkt dat de minister het besluit van 26 maart 2024 op 22 mei 2024 had ingetrokken. Deze hersteluitspraak vervangt de eerdere uitspraak van 1 december 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.51169
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam],eiser,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. J.J. de Vries),
en
de minister van Asiel en Migratie, de minister.
Inleiding
1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 17 november 2023.
1.1. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]
Beoordeling door de rechtbank
Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?
2.
Op 26 maart 2024 heeft de minister de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Bij de uitspraak van 1 mei 2024 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Eiser heeft de minister op 3 oktober 2025 gevraagd om binnen twee weken te beslissen. [2] Omdat door de minister al een besluit is genomen, is er voor de rechtbank geen aanleiding om te bepalen dat de minister alsnog een besluit op de aanvraag dient te nemen. [3] De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen is verstreken. [4] Eiser heeft de minister, na het verstrijken van de termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. [5] Dat heeft de minister niet gedaan en eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. [6]
3. Het beroep van eiser
tegen het niet tijdig nemen van een besluit is kennelijk niet-ontvankelijkis ontvankelijk en kennelijk gegrond.

Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?

4.
De minister moet alsnog een besluit nemen op de aanvraag. [7] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. [8]
5.
De rechtbank oordeelt dat in de gevallen waarin, zoals hier, de bovengrens van 21 maanden [9] is overschreden een kortere beslistermijn passend is. Dit betekent dat de minister binnen een termijn van acht weken een besluit moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.

Welke dwangsom legt de rechtbank op?

6.
De rechtbank legt alleen een rechterlijke dwangsom op. [10]
7.
De rechtbank bepaalt dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen als hij de door de rechtbank opgelegde beslistermijn overschrijdt. Hierbij geldt een maximum van € 15.000,-. [11]
Conclusie en gevolgen
8.
Het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk. De minister hoeft de proceskosten niet aan eiser te vergoeden.Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en de minister acht weken de tijd krijgt om alsnog een besluit te nemen. Doet de minister dat niet, dan is hij aan eiser een dwangsom verschuldigd.
9.
De minister moet de door eiser gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [12]

Hersteluitspraak

10.
Deze hersteluitspraak is gedaan omdat de rechtbank in de oorspronkelijke uitspraak ten onrechte geen acht geslagen heeft op het feit dat de minister het besluit van 26 maart 2024 op 22 mei 2024 heeft ingetrokken. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank hierop gewezen. Deze hersteluitspraak treedt in de plaats van de oorspronkelijke uitspraak die op 1 december 2025 is gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen acht weken na de dag van het bekendmaken van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van K.D.M. Nijholt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).