ECLI:NL:RBDHA:2025:2312

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
NL24.48418
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit, nationaliteit en herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, die stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn, heeft op 19 november 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister heeft deze aanvraag op 29 november 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft de zaak op 31 januari 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard. Eiser heeft geen originele documenten overgelegd om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en heeft wisselend verklaard over zijn naam, geboortedatum en land van herkomst. De rechtbank oordeelt dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser in grote lijnen ongeloofwaardig heeft verklaard, mede gezien het feit dat eiser in verschillende Europese landen asielaanvragen heeft ingediend zonder deze af te wachten.

De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep, omdat hij niet is verschenen en de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 18 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48418

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Pater)
en
de minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 19 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 29 november 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn met kennisgeving niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. De rechtbank beoordeelt of de minister de aanvraag terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Na het overlijden van zijn ouders is eiser bij zijn oom en diens vrouw gaan wonen. De vrouw mocht eiser niet en vond dat zijn oom hem voortrok ten opzichte van hun eigen kinderen. Zij maakte hem het leven zuur waarop eiser besloot te vertrekken. Dat heeft zijn oom hem niet in dank afgenomen en deze dreigt hem nu te doden, mocht hij terugkeren. Behalve met zijn familie heeft eiser problemen met een imam met wiens dochter hij omging. De imam zinde dit niet waardoor eiser is gestoken met een zwaard, vier keer geopereerd moest worden en 55 hechtingen opliep. Ten slotte heeft eiser aangevoerd dat hij afkomstig is uit een regio waar de bevolking een iets donkerdere huidskleur heeft dan hij wat ertoe leidde dat hij werd gediscrimineerd.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
- Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Eisers problemen met zijn oom en de vrouw van zijn oom;
- Eisers problemen met de imam;
- De discriminatie vanwege eisers huidskleur.
5.1.
De minister acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig. Eiser heeft geen originele officiële documenten overgelegd om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Eiser krijgt ook niet het voordeel van de twijfel als bedoeld in artikel 31, zesde lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Volgens de minister voldoet eiser niet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder b, c en e van de Vw 2000. Eiser heeft onvoldoende documenten overgelegd en heeft daarvoor geen goede verklaring gegeven (voorwaarde b). Eiser heeft daarbij wisselend verklaard over zijn naam, geboortedatum en land van herkomst (voorwaarde c). Voorts kan op basis van de door eiser gehanteerde aliassen en het daarmee doelbewust verstrekken van onjuiste informatie eiser niet in grote lijnen als geloofwaardig worden beschouwd (voorwaarde e).
5.2.
Ten aanzien van de overige asielmotieven overweegt de minister dat, nu eisers identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig worden geacht, en volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [2] (de Afdeling) asielmotieven slechts betekenis hebben tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling, eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij heeft te vrezen voor vervolging of ernstige schade.
5.3.
Eisers asielaanvraag is als kennelijk ongegrond afgewezen, omdat eiser de minister heeft misleid over zijn identiteit en nationaliteit.

Beoordeling door de rechtbank

Procesbelang
6. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep.
6.1.
De rechtbank overweegt dat de Afdeling recent heeft overwogen dat de bestuursrechter voorzichtig moet omgaan met het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep op basis van een MOB-melding [3] . Dit in het licht van het fundamentele belang van het recht op toegang tot de rechter en het bieden van doeltreffende en effectieve rechtsbescherming. Zolang de gemachtigde contact heeft met de vreemdeling, mag ervan worden uitgegaan dat de vreemdeling belang heeft bij zijn procedure om een verblijfsrecht in Nederland te verkrijgen.
6.2.
De rechtbank heeft op 15 januari 2025 de gemachtigde gevraagd te laten weten of er nog contact is met eiser. Bij bericht van 24 januari 2025 heeft de gemachtigde de rechtbank geantwoord dat er tot voor kort nog contact met eiser was. Gelet op bovengenoemde rechtspraak en het feit dat, na navraag, is gebleken dat de gemachtigde recent nog contact met eiser heeft gehad, neemt de rechtbank aan dat eiser nog prijs stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De stelling van de minister dat “tot voor kort” kennelijk zo moet worden begrepen dat het contact er inmiddels niet meer is, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft daarom procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
Zorgvuldigheid
7. Eiser is van mening dat de minister ongemotiveerd voorbij is gegaan aan de ingediende correcties en aanvullingen op het nader gehoor en dat met name op het verzoek om een medisch onderzoek waarbij had kunnen worden gekeken naar zijn geheugenproblematiek en trauma’s als gevolg van een auto-ongeluk in zijn jeugd waarbij zijn gezinsleden zijn omgekomen.
7.1.
Op grond van artikel 3.109, vijfde lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) biedt de minister een vreemdeling die een asielaanvraag heeft ingediend standaard een medisch onderzoek aan. Die verplichting geldt niet indien de minister aan de vreemdeling een rust- en vertrektermijn onthoudt vanwege één van de in de in artikel 3.109, zesde lid, van het Vb 2000 genoemde gronden. Dat laat onverlet dat wanneer daartoe naar het oordeel van de minister aanleiding bestaat, de minister ook een medisch advies kan aanbieden in die gevallen waarin de rust- en voorbereidingstermijn wordt onthouden op grond van artikel 3.109, zesde lid, van het Vb 2000 (zie paragraaf C1/2.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). Dit kan bijvoorbeeld wanneer uit het aanmeldgehoor of uit andere relevante informatie blijkt dat sprake is van dusdanige (medische) problematiek dat een medisch advies noodzakelijk wordt geacht voordat het nader gehoor wordt afgenomen.
7.2.
De rechtbank stelt vast dat uit de uitnodiging van het aanmeldgehoor van 19 november 2024 volgt dat de minister aan eiser de rust- en voorbereidingstermijn heeft onthouden, omdat eiser niet naar waarheid gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit, herkomst of etniciteit en het vermoeden bestaat dat de aanvraag mede daardoor kan worden afgewezen. Op dat moment had eiser (bij monde van zijn gemachtigde) zijn bedenkingen tegen het onthouden van de rust en vertrektermijn/of eventuele medische beletselen kenbaar kunnen maken. Dat heeft eiser echter niet gedaan. Wel is in de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor aangegeven dat eiser kampt met geheugenproblematiek en trauma’s wat mogelijk invloed heeft op het verklaren van eiser. De rechtbank constateert dat deze gestelde medische problematiek echter niet met stukken is onderbouwd. Daarbij heeft de minister zich voorts op het standpunt mogen stellen dat niet valt in te zien dat de gestelde medische problematiek zou hebben kunnen maken dat eiser tegenstrijdig verklaard zou hebben over het hebben van een paspoort en ertoe zou kunnen leiden dat hij zich helemaal niets meer weet te herinneren van zijn oorspronkelijke woonomgeving. Tevens heeft de minister mogen betrekken dat uit de gehoren niet blijkt dat eiser problemen had met het begrijpen of beantwoorden van de vragen, eiser ook zelf heeft verklaard dat de gehoren goed waren verlopen en hij wat betreft medische omstandigheden uitsluitend heeft aangegeven dat hij last had van fysieke problemen. Van onzorgvuldige besluitvorming is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser
8. Eiser betoogt dat het niet terecht is dat de minister zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig acht. Eiser meent dat hem het voordeel van de twijfel moet worden gegund. Hij heeft voldoende inspanningen verricht om aan documenten te komen. Ten onrechte is hij tijdens het gehoor niet geconfronteerd met eventuele tegenstrijdige verklaringen. Ook ten onrechte wordt hem tegengeworpen dat zijn verklaringen niet samenhangend en aannemelijk zijn nu zijn medisch problematiek hierbij niet is betrokken. Ten slotte meent eiser dat hem onterechte verweten wordt dat zijn relaas op grote lijnen ongeloofwaardig is omdat hij niet geconfronteerd is met de door hem opgegeven aliassen en niet valt in te zien waarom het MOB gaan relevant is voor de beoordeling van zijn relaas.
8.1
De rechtbank is van oordeel dat de minister de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft geen identiteitspapieren overgelegd. Dat hij voldoende inspanningen zou hebben verricht om deze te verkrijgen, heeft de minister niet hoeven volgen nu eiser uitsluitend stelt een oom gevraagd te hebben een geboorteakte toe te sturen. Niet valt in te zien waarom eiser de oom niet om meer documenten heeft kunnen vragen of op andere wijze heeft kunnen proberen om aan documenten te komen. Voorts heeft eiser tegenstrijdig verklaard over zijn paspoort. Tijdens het gehoor bij de Vreemdelingenpolitie op 4 juni 2023 heeft hij verklaard dat zijn paspoort tijdens de overtocht naar Italië beschadigd is en dat hij het in Italië heeft weggegooid. Gedurende het aanmeldgehoor en nader gehoor heeft hij aangegeven nooit een paspoort of identiteitspapieren te hebben gehad. Tijdens het aanmeldgehoor is hij geconfronteerd met deze tegenstrijdigheid en heeft hij ontkend ooit gezegd te hebben een paspoort te hebben gehad. Dat zijn verklaringen wel samenhangend en aannemelijk zijn heeft de minister niet hoeven volgen. Zoals al aangegeven is de gestelde medische problematiek niet onderbouwd en blijkt uit de gehoren niet dat eiser met problemen te kampen had. Bovendien heeft de minister eventuele medische problemen onvoldoende verklaring mogen vinden voor het gebrek aan kennis bij eiser. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser in grote lijnen ongeloofwaardig verklaard heeft. Dat eiser zich in Frankrijk heeft bediend van aliassen staat vast evenals de omstandigheid dat eiser in diverse Europese landen aanvragen heeft ingediend en deze procedures nooit heeft afgewacht. De minister heeft hieruit mogen opmaken dat er twijfels bestaan over de oprechtheid en intenties van eiser en dat dat afbreuk doet aan zijn geloofwaardigheid.

Conclusie en gevolgen

9. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
3.Met onbekende bestemming vertrokken.