ECLI:NL:RBDHA:2025:2344

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
NL25.5803
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting van Malinese nationaliteit in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Malinese nationaliteit. De minister van Asiel en Migratie had op 24 oktober 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 14 februari 2025 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden tot het sluiten van het onderzoek op 17 januari 2025. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog steeds zicht is op uitzetting, aangezien de minister heeft aangegeven dat de nationaliteit van eiser nog moet worden vastgesteld en dat een presentatie bij de Malinese autoriteiten noodzakelijk is. Eiser heeft echter geweigerd om op een eerder geplande presentatie te verschijnen, wat heeft geleid tot een verlenging van de bewaring. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepsgronden van eiser niet slagen, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de Malinese autoriteiten geen laissez-passer (lp) voor eiser zullen afgeven.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5803

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Faber),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

1. De minister heeft op 24 oktober 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] 2000 opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
1.1.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
1.2.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 februari 2025 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

2. Eiser stelt van Malinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
3. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
4.
De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 17 januari 2025 [2] (in de zaak NL25.439) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 17 januari 2025 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
Beroepsgronden van eiser
5. Blijkens de voortgangsrapportage zijn er begin november 2024 bij diverse West-Afrikaanse landen aanvragen voor een lp’s [3] gedaan bij de diplomatieke vertegenwoordigingen. Sinds de verzending van de lp-aanvragen heeft de DT&V [4] alleen met betrekking tot de lp-aanvraag bij de Malinese autoriteiten viermaal, laatstelijk op 16 januari 2024 [de rechtbank begrijpt: 2025], schriftelijk gerappelleerd. Eiser was door het Malinese consulaat uitgenodigd voor een presentatie in persoon, maar hij heeft geweigerd om daar te verschijnen. Op 17 januari 2024 [de rechtbank begrijpt: 2025] is het laatste vertrekgesprek met eiser gevoerd.
5.1.
Voorts betoogt eiser dat hij weliswaar de Malinese nationaliteit heeft, maar onder geen beding terug wenst te keren naar Mali. Eiser vreest de Malinese autoriteiten en wenst daarom aldaar niet op de presentatie in persoon te verschijnen. Nu de presentatie door eiser is geweigerd, is de kans minimaal dat de Malinese autoriteiten hem een lp zullen verlenen. Eiser verblijft nu ruim drie maanden in vreemdelingenbewaring en is er sprake van een situatie waarvan niet kan worden gezegd dat er nog een kans op terugkeer naar Mali binnen redelijke termijn bestaat. De maatregel van bewaring dient dan ook onmiddellijk te worden opgeheven met toekenning van een schadevergoeding.
Oordeel van de rechtbank
6. De beroepsgronden slagen niet. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de autoriteiten van Mali geen lp voor eiser zullen afgeven. Het lp-traject loopt nog en daarom is er vooralsnog zicht op uitzetting. In aanvulling hierop acht de rechtbank van belang dat de minister ter zitting heeft aangegeven dat de Malinese nationaliteit van eiser nog vastgesteld dient te worden en dat daarom een presentatie bij de Malinese autoriteiten van belang is. De rechtbank stelt vast dat een op 20 december 2024 geplande presentatie in persoon geen doorgang heeft gevonden omdat eiser niet is verschenen. Dat als gevolg hiervan de vreemdelingenbewaring langer duurt, komt dan ook voor rekening en risico van eiser. Verder stelt de rechtbank vast dat uit de voortgangsrapportage blijkt dat wordt getracht om begin maart 2025 een nieuwe presentatie te plannen. Naar het oordeel van de rechtbank dient de minister in de gelegenheid te worden gesteld om de resultaten van deze presentatie af te wachten.
6.1.
Voor zover eiser heeft beoogd te betogen dat de minister onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, volgt de rechtbank dit betoog niet. Blijkens de op 13 februari 2025 gedateerde voortgangsrapportage heeft de minister, sinds het sluiten van het onderzoek in de vorige procedure [5] , op 6 februari 2025 schriftelijk gerappelleerd op de lp-aanvraag.

Conclusie en gevolgen

7 Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet.
2.Rb. Den Haag, zittingsplaats Groningen, 17 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:764.
3.Laissez-passers.
4.Dienst Terugkeer & Vertrek.
5.NL25.439.