3.5.1. ((On)rechtmatig verkregen bewijs?
De rechtbank volgt de verdediging niet in het standpunt dat de start van het onderzoek (tegen medeverdachte [medeverdachte] ) onrechtmatig is geweest. Uit het dossier volgt dat verdenkingen waren gerezen van strafbare feiten ten aanzien van (de personen achter) de SkyECC ID’s [account 1] en [account 2] . De politie heeft de precieze locatie van het IMSI-nummer dat aan ID [account 1] was gekoppeld, een adres in Delft, getraceerd met behulp van een zogenaamde IMSI-catcher. De Hoge Raad heeft het gebruik van dit technisch hulpmiddel op grond van artikel 3 Politiewet goedgevonden in zijn arrest van 1 juli 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1562). Het dossier bevat, in de vorm van chatberichten van 24 september 2020 waarin [account 1] schrijft: “Kom to my adres [adres 2] ” aanknopingspunten om de IMSI-catcher specifiek in Delft in te zetten om gebruiker [account 1] te traceren, zoals in deze zaak is gebeurd. Verder geldt dat de bevindingen ten aanzien van de met een IMSI-catcher achterhaalde locatie uit een ander onderzoek afkomstig zijn, te weten: Coffee 2K. Deze onderzoeksbevindingen zijn met een beslissing op basis van artikel 126dd Sv aan het onderhavige dossier toegevoegd.
De verdediging heeft voor het overige geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit blijkt dat het bewijs onrechtmatig is verkregen.
De rechtbank komt daarmee tot het oordeel dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de startinformatie van dit onderzoek op onrechtmatige wijze tot stand is gekomen. Daarmee faalt het betoog van de verdediging.
3.5.2Berichten na 14 juni 2020
De raadsvrouw heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de berichten die zijn uitgelezen onder account [account 2] vanaf 14 juni 2020 niet kunnen worden gebruikt als bewijs.
De raadsvrouw heeft een stuk overgelegd waaruit kort gezegd blijkt dat Encrochat c.s. op 14 juni 2020 haar servers offline heeft gehaald.
In onderhavige zaak gaat het om berichten via SkyECC en niet via Encrochat. De datum 14 juni 2020 is relevant voor zaken waarin met Encrochat werd gecommuniceerd omdat de servers van die provider offline zijn gehaald. Voor SkyECC geldt dit niet. De rechtbank volgt de raadsvrouw daarom niet in dit verweer. De rechtbank zal daarom de berichten die na 14 juni 2020 verstuurd zijn, niet uitsluiten van het bewijs.
3.5.3.1.
Identificatie [account 1]
Aan het Sky-account [account 1] stond het IMSI-nummer [IMSI-nummer] gekoppeld. De politie heeft met behulp van een IMSI-catcher op 3 februari 2021 de mobiele apparatuur voorzien van IMSI-nummer [IMSI-nummer] als hoogstwaarschijnlijk gelokaliseerd aan de [adres 3] . Volgens de Basis Registratie Personen (hierna: BRP) stonden op dat moment [verdachte] , de verdachte, en [medeverdachte] , zijn broer en medeverdachte, ingeschreven op dat adres.
Op 4 maart 2021 werden bij het bedrijf Thuisbezorgd.nl bestelgegevens gevorderd ten aanzien van het adres [adres 3] . Hieruit bleek dat er op 7 november 2020 een bestelling was gedaan op naam van: ' [medeverdachte] '. Bij deze bestelling was het telefoonnummer [telefoonnummer] opgegeven.
Uit het telecomonderzoek van de politie blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer] op naam stond van [medeverdachte] . Het blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer] meerdere directe familieleden van [medeverdachte] als tegencontacten had en dat het telefoonnummer meerdere tegencontacten heeft met namen van personen waarmee [medeverdachte] door de politie gecontroleerd is. Verder blijkt uit de historische verkeersgegevens dat het telefoonnummer [telefoonnummer] gedurende de nachtelijke uren, maar ook buiten de nachtelijke uren, het meeste verbinding maakte met de Cel-ID [account 3] welke is gevestigd op de [adres 4] . De woning van [medeverdachte] , gelegen op de [adres 3] , valt binnen het theoretische bereik van deze Cel-ID. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte] de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Uit de analyse van de historische verkeersgegevens van het IMSI-nummer [IMSI-nummer] blijkt dat dat het IMSI-nummer in de periode van 13 augustus 2020 tot en met 11 februari 2021 gedurende de nachtelijke uren – maar ook buiten de nachtelijke uren – het meest verbinding maakt met de Cel-ID [account 4] welke is gevestigd op de [adres 5] . De (destijdse) woning van [medeverdachte] , gelegen op de [adres 3] , valt binnen het theoretische bereik van deze Cel-ID.
Uit de analyses van de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] en het IMSI-nummer [IMSI-nummer] , blijkt dat beide telefoons veelvuldig van Cel-lD's gebruik maken die in de directe omgeving van elkaar staan. Ook blijkt uit onderzoek van de politie dat het toestel met IMSI-nummer [IMSI-nummer] ten tijde van een controle van [medeverdachte] door de politie op 13 februari 2020 de zendmast in diezelfde nabije omgeving van de controle aanstraalde.
De rechtbank is gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat het SkyECC-account [account 1] aan [medeverdachte] toebehoorde.
3.5.3.2.
Identificatie [account 2]
Het Sky-ID [account 2] heeft met Sky-ID [account 1] het meeste contact. Uit verschillende chatberichten blijkt dat [account 2] een broer is van [account 1] . Zo stuurt [account 1] op 26 mei 2020 naar [account 2] : “zeg tegen hem mijn broertje komt een maatbeker omruilen”. Vastgesteld is dat [account 1] [medeverdachte] is. [medeverdachte] heeft twee broers: [naam 1] en [verdachte] , de verdachte. In verschillende chats tussen [account 1] en [account 2] wordt gesproken over [naam 1] . Op 9 juni 2020 zegt [account 1] bijvoorbeeld “ [naam 1] wilt de sleutel van mij lenen.” De rechtbank leidt daaruit af dat [account 1] niet met zijn broer [naam 1] chat.
Aan het Sky-account [account 2] was het IMEI-nummer [IMEI-nummer] gekoppeld. Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat dit IMEI-nummer in de voor nachtrust bestemde tijd tussen 22.00 uur en 07.00 uur het meest gebruik maakt van het basisstation aan de Ypenburgse Boslaan te ’s-Gravenhage. Dit basisstation heeft de woning [adres 6] binnen zijn theoretisch bereik. Op dit adres staan het kind van de verdachte en de moeder van dat kind ingeschreven.
Uit de chatberichten die [account 2] stuurt, blijkt dat hij in de wijk Ypenburg verblijft. Hij stuurt op 10 juni 2020 “kom […] naar mij toe nu … Yp” en op 29 januari 2021 “Ben gewon yoenburg”. Ook maakt [account 2] vijf keer een afspraak aan de [adres 7] , wat één minuut lopen is vanaf de [adres 6] .
Op 23 december 2019 stuurt [account 2] dat hij net de deur uit wilde. [account 1] vraagt daarop “is [naam 2] thuis”. De moeder van de dochter van de verdachte heet [naam 2] . Zij staat ingeschreven op het adres [adres 6] .
Op 6 februari 2021 hebben [account 1] en [account 2] een gesprek waaruit blijkt dat [account 1] op dat moment bij “pap” is. [account 2] komt iets ophalen en stopt voor een flat. [account 2] moet laten weten als hij bij de bp rijdt. Uit het dossier blijkt dat de vader van [medeverdachte] en [verdachte] in een flat woont aan de [straat] . De BP Buitenhof is op 3 minuten afstand met de auto gelegen vanaf de [straat] .
De rechtbank is gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat het Sky ECC-account [account 2] aan de verdachte toebehoorde.
Door de verdediging is aangevoerd dat sprake zou kunnen zijn van persoonsverwisseling; de verdachte zou de gebruiker van het account [account 1] kunnen zijn geweest en [medeverdachte] zou de gebruiker van het account [account 2] kunnen zijn geweest. Ook zouden buiten beeld gebleven personen de gebruikers kunnen zijn geweest van voornoemde accounts. In dit kader is – naast hetgeen hiervoor al is overwogen – van belang dat [account 1] op 17 maart 2020 aan [account 2] vraagt of hij ‘de golf’ mag lenen, en of hij de ‘c1’ mag lenen. Beide auto’s staan op naam van [naam 2] dan wel haar moeder. [naam 2] is de moeder van het kind van de verdachte. Daarnaast verwijst [account 1] op 25 april 2020 naar het kind van [account 2] . [medeverdachte] heeft op dat moment geen kind(eren) en de verdachte wel. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat het duidelijk is dat [medeverdachte] de gebruiker is van het account [account 1] en de verdachte de gebruiker van het account [account 2] , en niet andersom. Gezien al het voorgaande gaat de rechtbank ook niet mee in het verweer dat het mogelijk onbekend gebleven personen zijn.
3.5.4.Opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid cocaïne
Op 10 februari 2020 vraagt [account 2] of [account 1] een mooie foto uit de kluis van [account 1] kan sturen van “onze blok”. Vervolgens stuurt [account 1] een foto van een wit blok. Een dag later vraagt [account 2] of “spleet” straks “die blok” kan bekijken, “die van ons zelf”. Vervolgens, op 18 februari 2020, vraagt [account 2] of [account 1] nog een stukje van “onze blok” heeft. Daarna stuurt [account 2] dat STL433 een stukje wil om te laten snuiven en proeven.
Op 1 oktober 2020 vraagt [account 1] voor hoeveel “die goede blok” weg mag. [account 2] reageert “gewoon 30 doen ofzo of 29”.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de verdachte en de medeverdachte in ieder geval tweemaal een blok cocaïne aanwezig hadden. Zij spreken namelijk over hun blok, het ligt kennelijk in een kluis bij de medeverdachte en ze bespreken wat het zou kosten om te verkopen. Dat het om cocaïne gaat, blijkt uit het volgende. ‘Een blok’ is gebruikelijke codetaal voor een blok cocaïne. De verdachte geeft aan dat het ‘goede blok’ weg mag voor 30 of 29 wat de rechtbank interpreteert als € 29.000,- tot € 30.000,-. Een bedrag van rond de € 29.000,- á € 30.000,- per kilo is een (in die tijd) bekende groothandelprijs voor cocaïne. Tot slot is een stukje van het blok nodig om te laten snuiven en proeven, hetgeen mogelijke kopers willen voordat zij overgaan tot de aankoop.
In artikel 1 lid 2 Opiumwetbesluit wordt bepaald dat als grote hoeveelheid moet worden beschouwd 500 eenheden van een middel als bedoeld in lijst I. Cocaïne staat op lijst I. Een eenheid van cocaïne is een gram. Nu uit het bovenstaande blijkt dat de verdachte (een) blok(ken) cocaïne van een kilo aanwezig hadden, is sprake van een grote hoeveelheid.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit de voorgaande chatberichten blijkt dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, zodat sprake is geweest van medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachte in de periode van 10 februari 2020 tot en met 18 februari 2020 en op 1 oktober 2020 een grote hoeveelheid cocaïne aanwezig hebben gehad. Voor de overige ten laste gelegde handelingen heeft de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten in het dossier aangetroffen.
3.5.5.Opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennepplanten
Op 15 mei 2020 vraagt [account 2] of [account 1] een foto kan maken van “die hok”. Vervolgens stuurt [account 1] een foto van hennepplanten in een roodverlichte ruimte. Op 14 juni vraagt [account 2] wat de “max temp” was. [account 1] reageert “32.2”. [account 2] reageert dat “die graden” goed is, “geen lampen meer bij doen”. De rechtbank begrijpt uit het voorgaande dat die temperatuur goed is voor de groei van de hennepplanten. Vervolgens stuurt [account 1] opnieuw foto’s van hennepplanten in een roodverlichte ruimte. Op 30 juni 2020 chatten [account 1] en [account 2] over het knippen en over de stank. Op 21 juli 2020 chatten de verdachte en de medeverdachte over de afzuiger en de CO2. Er wordt door [account 1] weer eenzelfde soort foto gedeeld.
Uit de chats valt op te maken dat de medeverdachte meermalen aanwezig was in een ruimte waar hennepplanten stonden om werkzaamheden te verrichten. De verdachte en de medeverdachte spreken over het onderhoud, bijvoorbeeld over de temperatuur, de CO2 en de afzuiger, en over het knippen van de planten. Uit de hoeveelheid planten die te zien zijn op de foto’s leidt de rechtbank af dat het gaat om meer dan 30 gram hennep.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit de voorgaande chatberichten blijkt dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, zodat sprake is geweest van medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachte in de periode van 15 mei 2020 tot en met 21 juli 2020 opzettelijk hennepplanten hebben geteeld en aanwezig hebben gehad, telkens een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep. Voor de overige ten laste gelegde handelingen heeft de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten in het dossier aangetroffen.
3.5.6.Voorbereidingshandelingen
[account 2] heeft in de periode van 26 december 2019 tot en met 15 februari 2021 in verschillende SkyECC-gesprekken contact gehad met de gebruikers van de SkyECC-accounts [account 5] , [account 6] en [account 7] over de (ver)koop van cocaïne – maar zonder dat er concrete aanknopingspunten zijn om een voltooide transactie vast te stellen. In deze gesprekken heeft [account 2] cocaïne aangeboden aan voornoemde SkyECC-gebruikers, dan wel aangeboden gekregen, dan wel informatie uitgewisseld over de prijs, de kwaliteit en de beschikbaarheid van cocaïne.
Tevens hebben [account 1] en [account 2] onderling veelvuldig contact in die periode over de behandeling en (ver)koop van cocaïne. In deze gesprekken hebben zij het over het uitkoken van cocaïne en mixen van cocaïne met versnijdingsmiddel. [account 1] stuurt [account 2] foto’s van hun blok en [account 2] stuurt die foto vervolgens door naar potentiële kopers. Op 11 februari 2020 regelt [account 2] dat een potentiële koper komt kijken bij [account 1] . Op 1 oktober 2020 vraagt [account 1] aan [account 2] voor hoe veel “die goede blok” verkocht mag worden.
Dat gesproken wordt over cocaïne, leidt de rechtbank af uit het volgende. Door de verdachte en de medeverdachte zijn verschillende malen foto’s van witte blokken met een stempel erop verstuurd. Voorts wordt gesproken over prijzen die passen bij de prijs van een kilo cocaïne. Tevens wordt gesproken over “boli”. Algemeen is bekend dat met de term “boli” cocaïne uit Bolivia wordt bedoeld. Mede gelet daarop en op de andere gebruikte begrippen en de context waarbinnen de gesprekken hebben plaatsgevonden, concludeert de rechtbank dat het hier gaat om cocaïne.
Op 6 januari 2021 heeft [account 2] een gesprek over het regelen van een kok en een vrijstaand huis. In dat gesprek wordt apaan genoemd. Apaan is een grondstof voor BMK, dat wordt gebruikt voor de productie van amfetamine. Op 11 januari 2021 chatten [account 2] en [account 1] ook over “a olie”, hetgeen staat voor amfetamine-olie. Amfetamine-olie is de basis van amfetamine.
De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat de verdachte en de medeverdachte voorbereidingshandelingen hebben gepleegd ten aanzien van de handel in en verwerking van cocaïne en amfetamine. Ook blijkt uit de Sky-Ecc-gesprekken dat de verdachte een crypto telefoon voorhanden heeft gehad.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde voor zover dit ziet op voorwerpen die zijn aangetroffen bij de huisdoorzoekingen op 22 juli 2022, nu deze datum buiten de ten laste gelegde periode valt en de rechtbank op grond van het dossier niet kan vaststellen dat deze voorwerpen ook eerder, binnen die periode, voorhanden zijn geweest.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit de voorgaande chatberichten blijkt dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De verdachte lijkt daarbij een meer sturende rol te hebben en de medeverdachte lijkt een meer uitvoerende rol te hebben.
Conclusie
De rechtbank acht daarom ook bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachte in de periode van 26 december 2019 tot en met 15 februari 2021 opzettelijk voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor de verwerking en verkoop van cocaïne en amfetamine.
3.5.7.Opzettelijk aanwezig hebben MDMA
Op 6 juli 2022 zijn tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres 3] 26 roze pillen in beslag genomen. Bij weging bleek het te gaan om 12,5 gram. Eén pil is getest door het NFI getest en uit die testresultaten blijkt dat deze MDMA bevatte. Het ging om 12,5 gram van een stof, bevattende MDMA. De verdachte heeft bij de rechter-commissaris ook bekend dat hij deze pillen voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte 12,5 gram van een stof, bevattende MDMA, voorhanden heeft gehad.