ECLI:NL:RBDHA:2025:23754
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor verblijf als familie- of gezinslid bij dochter
Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een verblijfsvergunning regulier voor verblijf als familie- of gezinslid bij haar dochter, de referente. Eiseres is het niet eens met de afwijzing en voert verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag en komt tot de conclusie dat deze in stand kan blijven. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet onder de reikwijdte van het Turks associatierecht valt. De rechtbank legt uit dat de minister niet verplicht was om eiseres vrij te stellen van het mvv-vereiste, omdat haar uitzetting niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. De rechtbank behandelt het procesverloop, waarin eiseres haar aanvraag op 29 november 2021 indiende en de minister deze op 20 april 2022 afwees. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarop de minister heeft gereageerd. De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2025 behandeld. De rechtbank concludeert dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten laste van de referente komt en dat er geen sprake is van een gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft en de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.