ECLI:NL:RBDHA:2025:23985
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en inreisverbod in het bestuursrecht met betrekking tot zicht op uitzetting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de maatregel van bewaring van een eiser, opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel van bewaring was op 26 september 2025 opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek op 26 november 2025 gesloten zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 9 oktober 2025. De toetsing in deze zaak betreft de periode van 9 oktober 2025 tot 26 november 2025. Eiser stelde dat hij niet op de hoogte was van een inreisverbod dat op 4 augustus 2025 was opgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet van invloed is op de rechtmatigheid van de bewaring. Eiser voerde ook aan dat er geen zicht op uitzetting was, maar de rechtbank concludeert dat er wel degelijk zicht op uitzetting naar Egypte en Libië is, ondanks dat de aanvragen voor laissez-passer nog in behandeling zijn.
De rechtbank heeft ambtshalve de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en concludeert dat er geen gronden zijn voor onrechtmatigheid. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Stehouwer, griffier, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.