5.9.Eiser betoogt dat het standpunt van de minister over de veiligheidssituatie in Syrië, meer concreet de provincie Aleppo, onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd. De minister heeft voor de provincie Aleppo ten onrechte geen hogere gradatie van willekeurig geweld aangenomen. Op meerdere plaatsen in Syrië spelen grote conflicten en gevaren voor de burgers. De spanningen nemen alleen maar toe, terwijl de minister daarmee geen rekening houdt. Bestreden besluit 2 is ook gebrekkig gemotiveerd, omdat vooral wordt ingegaan op de aantallen (burger)slachtoffers, die niet representatief zijn voor de woonomgeving van eiser. Bovendien volgt uit rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU (HvJ EU) dat bij de beoordeling van willekeurig geweld als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn (Kri)het aantal burgerslachtoffers in verhouding tot de totale bevolking niet de enige of doorslaggevende beoordelingsmethode mag zijn. In dit kader verwijst eiser ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 16 juli 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:3153). Provincie Aleppo is een van de provincies waarin de meeste burgerslachtoffers zijn gevallen. Volgens een update van het Institute for the Study of War zijn Syrische regeringstroepen en de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF) in oktober ten westen van de Tishreen-dam in Aleppo met elkaar in gevecht geraakt. Een artikel van de New York Times meldt dat de spanningen oplopen door pogingen van de regering om de door Koerden geleide regio in het noordoosten van Syrië onder haar gezag te krijgen. Deze spanningen hebben geleid tot een dodelijke uitbarsting van gevechten in Aleppo tussen de centrale regering en de door Koerden geleide militie. Verder verwijst eiser naar het Country Focus rapport van EUAA van juli 2025, het rapport COI Syria van EUAA van 1 oktober 2025 en het algemeen ambtsbericht Syrië van mei 2025. Hieruit volgt dat de Tishreen-dam een slagveld is geworden, waarbij schade aan de dam is ontstaan. Hierdoor is een verstoring in de water- en elektriciteitsvoorziening ontstaan, wat de humanitaire situatie verder heeft verslechterd. Ook wijst eiser op informatie van het Syrische Netwerk voor Mensenrechten waaruit volgt dat bijna dagelijks een dode valt in Aleppo door landmijnen, autobommen of aanvallen van de strijdende partijen. Uit het voornoemde EUAA-rapport van juli 2025 volgt ook dat het merendeel van de ongevallen met niet-ontplofte oorlogsresten plaatsvond in Aleppo. Volgens eiser is het duidelijk dat de situatie in Syrië alles behalve veilig is. Eiser loopt daarom vanwege de algemene situatie in zijn woonomgeving in Syrië een reëel risico op ernstige schade. Bovendien loopt eiser dit risico ook vanwege zijn persoonlijke problemen met de leider van de [naam] als gevolg van desertie en diefstal van wapens. Ten slotte wijst eiser erop dat zijn medisch dossier bij de minister bekend is. Hij heeft eerder ook al een beroep gedaan op zijn medische situatie. Eiser kampt namelijk met medische problematiek die behandeling behoeft. Ook hierom is het risico voor eiser om slachtoffer te worden in zijn woonomgeving zeer reëel. 5.9.1.De minister betoogt dat voor geheel Syrië sprake is van een relatief lager niveau van willekeurig geweld. De minister verwijst naar een brief aan de Tweede Kamer van 10 juni 2025 en een bijlage bij deze brief. Volgens de minister is hij op basis van deze informatie terecht en op goede gronden tot de conclusie gekomen dat in heel Syrië sprake is van de laagste gradatie van willekeurig geweld. Er is volgens de minister geen informatie overgelegd die een ander beeld van Aleppo schetst. De minister verwijst verder voor de beoordeling van de situatie in Aleppo naar de motivering vanaf pagina 3 van bestreden besluit 2. De minister interpreteert artikel 15, aanhef en onder c, van de Kri zo dat de humanitaire situatie globaal moet worden meegewogen in de beoordeling als dit een direct of indirect gevolg is van het handelen of nalaten van de strijdende partijen in een actief gewapend conflict. Hierbij geldt dat het betrekken van de indirecte consequenties van het handelen en het nalaten van de strijdende partijen op de humanitaire omstandigheden onder de streep niet zal leiden tot grote verschillen in de beoordeling van (de gradatie van) artikel 15, aanhef en onder c, van de Kri en of uiteindelijk bescherming zal moeten worden geboden op deze grond. Humanitaire omstandigheden die geen verband houden met willekeurig geweld in het kader van een lopend gewapend conflict, kunnen wel een rol spelen in de meer algemene beoordeling onder artikel 3 van het EVRM of uitzetting een reëel risico op blootstelling aan een onmenselijke behandeling oplevert, maar dat valt buiten de scope van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kri en wordt in het algemeen restrictief uitgelegd. Zoals uit het algemeen ambtsbericht van mei 2025 blijkt, was in Syrië in de verslagperiode sprake van een ernstige humanitaire crisis: de noden waren ten tijde van en na de val van het Assad-regime groter dan op enig ander moment tijdens de oorlog. Hieruit volgt dat de humanitaire situatie in Syrië op dit moment zeer slecht is, doch niet of slechts in (zeer) beperkte mate te wijten aan een thans lopend gewapend conflict, maar meer het gevolg is van de jarenlange oorlog, economische sancties en nalatigheid van de regering Assad, die inmiddels geen actor meer is binnen het gewapende conflict. Volgens de minister spelen de humanitaire omstandigheden in de beoordeling van de gradatie van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kri geen (doorslaggevende) rol. Verder volgt uit het algemeen ambtsbericht van mei 2025 dat ontplofbare oorlogsresten en mijnen weliswaar een ernstige bedreiging voor burgers in Syrië vormen, maar niet is gebleken dat er sinds de machtsovername (substantiële aantallen) nieuwe explosieven zijn geplaatst in de regio Aleppo. Voorts werken verschillende NGO’s zoals het ICRC met zijn partners van de Syrische Rode Halve Maan actief samen om de gevaren van explosieve oorlogsresten te beperken. Hierbij wijst de minister onder andere op gratis fysieke revalidatie en psychosociale ondersteuning die slachtoffers van explosieven hebben ontvangen. Door goede voorlichting en de actieve opruimwerkzaamheden van NGO’s lijkt de bedreiging die uitgaat van ontplofbare oorlogsresten en mijnen effectief te worden beperkt. Ook de aantallen slachtoffers die in de EUAA Country Focus zijn vermeld bleven beperkt. Dat in de toekomst sprake zal zijn van een grote toename van het aantal slachtoffers van ontplofbare oorlogsresten en mijnen, is dan ook niet te verwachten. Ook dit vormt een indicatie voor het vasthouden aan een lage gradatie van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kri binnen de glijdende schaal. De minister stelt zich verder op het standpunt dat eiser geen individuele, risicoverhogende omstandigheden heeft aangevoerd. Tot slot verwijst de minister wat betreft de gestelde medische problematiek naar wat hierover is vermeld in bestreden besluit 1.
5.9.2.De rechtbank overweegt dat het HvJ EU in het arrest van 17 oktober 2024 (ECLI:EU:C:2024:892; Ararat) heeft overwogen dat de procedurevoorschriften van artikel 13, eerste en tweede lid, van de Tri de eerbiediging beogen te waarborgen van het beginsel van non-refoulement dat een absoluut karakter heeft. Het is aan de bevoegde nationale rechterlijke instanties om, in voorkomend geval, erop toe te zien dat dit beginsel in acht wordt genomen wanneer gegevens uit het dossier, zoals aangevuld of verhelderd tijdens de voor hem gevoerde procedure op tegenspraak, die hun ter kennis zijn gebracht doen vermoeden dat afbreuk aan dat beginsel zou kunnen worden gedaan. Het bestaan van deze verplichting van de nationale rechter om, in voorkomend geval ambtshalve, toe te zien op eerbiediging van het beginsel van non-refoulement, geldt op dezelfde wijze in het kader van een procedure inzake internationale bescherming als in het kader van een procedure die is ingeleid met een aanvraag voor een verblijfsvergunning naar nationaal recht.
5.9.3.Het HvJ EU heeft in het arrest van 4 september 2025 (ECLI:EU:C:2025:647; Adrar) heeft overwogen dat artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn (Tri) de bevoegde nationale autoriteit verplicht om in alle stadia van de terugkeerprocedure het beginsel van non-refoulement te eerbieden. De bevoegde nationale autoriteit moet met het beginsel van non-refoulement rekening houden in alle stadia van de procedure, vanaf het moment waarop een terugkeerbesluit wordt vastgesteld tot het moment waarop de uitvoering van dat besluit door de rechter wordt getoetst.
5.9.4.Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat bij de beoordeling of zich in het land dan wel, in voorkomend geval, het gebied waaruit een vreemdeling afkomstig is, een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kri voordoet, moet worden uitgegaan van het land of gebied waar de desbetreffende vreemdeling voorafgaand aan zijn vertrek zijn normale woon- en verblijfplaats heeft gehad.Tussen partijen is niet in geschil dat eiser voorafgaand aan zijn vertrek zijn normale woon- en verblijfplaats heeft gehad in de provincie Aleppo. Dit betekent dat de situatie aldaar moet worden beoordeeld.
5.9.5.Uit de uitspraak van 16 juli 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:3153) volgt dat bij de beoordeling of een uitzonderlijke situatie zich voordoet onder meer van belang is of de bij het gewapende conflict betrokken partijen zich richten tegen burgers of vechten op een manier die het risico op willekeurige burgerslachtoffers vergroot, of de geweldpleging wijdverspreid is, of het gewapende conflict al dan niet beperkt is tot bepaalde gebieden. Ook is van belang hoeveel burgers slachtoffer zijn geworden van het geweld of als gevolg daarvan ontheemd zijn geraakt. De Afdeling heeft verder de volgende feiten en omstandigheden relevant geacht: - algemene veiligheidssituatie;
- regionale spreiding van geweld;
- gerichtheid van het geweld en het risico op willekeurige burgerslachtoffers;
- veiligheidsstructuur;
- gebied van terugkeer;
- ontheemden; en
- humanitaire omstandigheden.
5.9.6.De rechtbank stelt vast dat beide partijen ter onderbouwing van hun standpunt onder andere verwijzen naar het algemeen ambtsbericht Syrië van mei 2025 (AAB), het Country Focus rapport van EUAA van juli 2025 (EUAA-Country Focus) en het EUAA-rapport COI Syria van 1 oktober 2025 (EUAA-COI Syria). De rechtbank leidt uit deze openbare informatie af dat de veiligheidssituatie in Syrië in de verslagperiode van het AAB van 27 november 2024 tot en met april 2025 volatiel was en in hoge mate gefragmenteerd: de geweldniveaus fluctueerden en het beeld verschilt per gebied per week. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. In de provincie Aleppo escaleerde tussen december 2024 en maart 2025 het conflict tussen het door Turkije gesteunde SNA en de SDF.In februari en maart 2025 bleven er gevechten en luchtaanvallen plaatsvinden. De SNA en de SDF vochten voornamelijk bij de Tishreen-dam en de Qara Quzag-brug.Het Turkse leger voerde luchtaanvallen uit bij de actieve frontlijnen bij Kobani en de Tishreen-dam, maar naar verluidt ook op doelwitten die verder van het front lagen. Ook zouden burgers die protesteerden bij de Tishreen-dam getroffen zijn door droneaanvallen. Op 10 maart 2025 is een staakt-het-vuren afgesproken tussen de centrale autoriteiten en de SDF. Desondanks vonden nog steeds gevechten plaats tussen beide partijen en het Turkse leger voerde naar verluidt luchtaanvallen uit op door de SDF-gecontroleerde gebieden. Eind maart 2025 stopte het geweld in de buurt van de Tishreen-dam als gevolg van Amerikaanse druk.Rond half mei 2025 en in juni 2025 liepen spanningen tussen SNA-facties en de SDF bij de Tishreen-dam uit op nieuwe gevechten.De spanningen liepen in augustus 2025 verder op, waarbij sprake was van gevechten tussen de partijen. Vanaf september 2025 zijn deze gevechten geïntensiveerd, waarbij ook burgerslachtoffers zijn gevallen. Turkije heeft bovendien aangekondigd eind 2025 een militaire actie tegen de SDF te steunen als de SDF niet voor die tijd is geïntegreerd.Ontplofbare oorlogsresten vormen een aanhoudende, ernstige bedreiging voor het leven van burgers, met name voor terugkerende Syriërs, in grote delen van het land. De aanwezigheid hiervan bemoeilijkt in sommige plaatsen toegang tot gezondheidszorg en onderwijs.Deze ontplofbare oorlogsresten vormen met name in Aleppo een probleem.Volgens het UN OCHA waren ongelukken met ontplofbare oorlogsresten echter door het hele land een dagelijkse realiteit. De terugkeer van honderdduizenden Syriërs naar hun voormalig woongebied leidde tot een sterke toename van het aantal slachtoffers. Uit bestaande cijfers volgt dat tussen 8 december 2024 en 30 april 2025 zeker 372 mensen omkwamen en 543 mensen gewond raakten door ongelukken met ontplofbare oorlogsresten. Volgens HALO Trust waren deze cijfers waarschijnlijk een ernstige onderschatting.UNCOI maakt melding van significante schendingen van mensenrechten van burgers door SNA in maart 2025, zoals executies, moorden, willekeurige arrestaties en martelingen.Tussen november 2024 en mei 2025 zijn in Aleppo door ACLED 1.598 veiligheidsincidenten vastgesteld. Hiermee was in Aleppo sprake van de meeste incidenten.In deze periode waren de minste incidenten in april en mei 2025, maar bij veruit de meeste incidenten was sprake van geweld tegen burgers en explosies.In Aleppo vielen in de periode tussen december 2024 en mei 2025 444 burgerslachtoffers.In de periode tussen 1 juni 2025 en 26 september 2025 heeft ACLED 187 veiligheidsincidenten vastgesteld in Aleppo, waarbij in de maanden augustus en september 2025 sprake was van de meeste veiligheidsincidenten. Meer dan de helft van deze incidenten betrof explosies en burgerslachtoffers.In Syrië is verder sprake van een ernstige humanitaire crisis.In bijna veertien jaar gewapend conflict is de Syrische infrastructuur op grote schaal verwoest. De energie- en elektriciteitssector ligt in puin en de waterinfrastructuur is, in alle delen van het land, ook enorm aangetast. Rond eind maart 2025 waren de Tishreen-dam en het Alouk-waterstation al meerdere maanden buiten werking, waardoor honderdduizenden mensen in het oosten van de provincie Aleppo zonder betrouwbare elektriciteit of water zaten.In mei 2025 waren deze dam en dit waterstation nog steeds buiten gebruik als gevolg van het conflict.De gezondheidszorg verkeert eveneens in kritieke toestand.De relatief grootschalige terugkeer zorgde bovendien voor extra druk op de al overbelaste basisvoorzieningen en infrastructuur.In de maanden na de machtsomwenteling waren er vrijwel geen noemenswaardige verbeteringen in de slechte levensomstandigheden voor de overgrote meerderheid van de bevolking. Er was volgens bronnen in de eerste maanden zelfs sprake van enige verslechtering.
5.9.7.De rechtbank is van oordeel dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in Aleppo geen sprake is van een hogere gradatie van willekeurig geweld dan de voor Aleppo aangenomen laagste gradatie van willekeurig geweld als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, sub 3, van de Vw 2000. Hiervoor acht de rechtbank allereerst van belang dat uit de hiervoor weergegeven informatie volgt dat in Aleppo sinds de val van het Assad-regime feitelijk altijd sprake is geweest van gewapende confrontaties. Weliswaar zijn deze vanaf april 2025 sterk afgenomen, maar sinds half mei nemen deze weer steeds verder toe. De minister wijst in bestreden besluit 2 op een nieuw staakt-het-vuren van 7 oktober 2025, maar eerder bleef de strijd ook doorgaan ondanks meerdere staakt-het-vuren zodat hiermee niet aannemelijk is dat de strijd nu daadwerkelijk is beëindigd. In dat kader verwijst eiser ook terecht naar een nieuwswebsite van Syrian Network for Human Rights waaruit volgt dat er ook na 7 oktober 2025 nog veel burgerslachtoffers in Aleppo vallen als gevolg van strijd.Daar komt bij dat uit de in 5.9.5 genoemde informatie volgt dat sprake is van een aanzienlijk hoeveelheid veiligheidsincidenten in Aleppo. Weliswaar zijn deze incidenten sinds april 2025 steeds verder afgenomen, maar in augustus en september 2025 zijn deze daarentegen weer toegenomen. In deze maanden zijn ook de spanningen en confrontaties tussen de SNA en de SDF geïntensiveerd. De rechtbank acht hierbij ook van groot belang dat meer dan de helft van deze veiligheidsincidenten burgerslachtoffers en explosies (waaronder explosies als gevolg van oorlogsresten) betreffen. De rechtbank is van oordeel dat uit al deze informatie volgt dat de veiligheidssituatie in de provincie Aleppo, nog steeds volatiel is en er dagelijks burgerslachtoffers vallen als gevolg van willekeurig geweld. De minister heeft in bestreden besluit 2, noch in de reactie van de minister van 17 november 2025, voldoende uitgelegd waarom ondanks deze volatiele situatie in Aleppo waarbij voortdurend willekeurig burgerslachtoffers vallen toch niet kan worden gesproken van een hogere gradatie van willekeurig geweld dan de voor Aleppo aangenomen laagste gradatie van willekeurig geweld als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, sub 3, van de Vw 2000.
5.9.8.Verder is de rechtbank van oordeel dat de minister zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de humanitaire situatie in Syrië geen rol speelt in de beoordeling van de gradatie van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kri.De rechtbank volgt niet de motivering van de minister dat de humanitaire situatie niet of slechts in (zeer) beperkte mate te wijten is aan een thans lopend conflict. De Afdeling heeft overwogen dat humanitaire omstandigheden die het directe of het indirecte gevolg zijn van het handelen en/of het nalaten van een actor van ernstige schade die partij is bij een gewapend conflict in de zin van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kri, als relevante omstandigheid in deze globale beoordeling moeten worden betrokken.In het AAB staat dat in bijna veertien jaar gewapend conflict de Syrische infrastructuur op grote schaal is verwoest, de waterinfrastructuur enorm is aangetast, de gezondheidszorg in kritieke toestand verkeert, meer dan 90% van de Syriërs onder de armoedegrens leeft en meer dan de helft van de bevolking geen of niet genoeg toegang tot voedsel heeft.Dit is evident het gevolg van het jarenlange gewapende conflict in Syrië. Hiermee staat voor het oordeel van de rechtbank vast dat de humanitaire omstandigheden het directe of indirecte gevolg zijn van het handelen en/of het nalaten van een actor van ernstige schade die partij is bij een gewapend conflict zoals bedoeld in de uitspraak van de Afdeling van 16 juli 2025.De omstandigheid dat de regering van Assad niet langer een actor is in het conflict, maakt dit niet anders. De minister heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat de Syrische infrastructuur niet ook door andere actoren in de gewapende strijd die nog steeds voortduurt, is ontstaan. Daar komt bij dat uit de eerdergenoemde informatie volgt dat door de gewapende strijd in Aleppo tussen de SNA en de SDF de Tishreen-dam al maanden buiten werking is, wat de humanitaire situatie in Aleppo heeft verergerd. Ook hieraan heeft de minister ten onrechte geen aandacht besteed.
5.9.9.Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de minister het hoge aantal ontheemden in Syrië niet kenbaar in de motivering heeft betrokken. Zo waren er in mei 2025 volgens cijfers van UNHCR 7,4 miljoen mensen binnenlands ontheemd.De minister heeft niet beoordeeld hoeveel hiervan het gevolg is van het gewapende conflict en wat dit betekent voor de conclusie over de veiligheidssituatie.
5.9.10.Ook is de rechtbank van oordeel dat de minister weliswaar stelt dat humanitaire omstandigheden die geen verband houden met willekeurig geweld in het kader van een lopend gewapend conflict wel een rol kunnen spelen bij de meer algemene beoordeling onder artikel 3 van het EVRM, maar de minister heeft deze beoordeling van het non-refoulement verbod niet kenbaar gemaakt in bestreden besluit 2, dan wel in zijn reactie van 17 november 2025. Ook hierdoor is de motivering van het terugkeerbesluit onvoldoende.